ECLI:NL:RBZLY:2008:BF7426

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400037-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkeerszaak wegens onvoldoende bewijs van roekeloosheid

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van roekeloos rijgedrag volgens artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 23 september 2008 uitspraak gedaan. De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, eiste een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdachte werd beschuldigd van het inhalen van een auto met een snelheid die veel hoger was dan de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte roekeloos of onvoorzichtig had gehandeld.

De rechtbank baseerde haar oordeel op de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van de VerkeersOngevalsAnalyse. Hoewel getuigen verklaarden dat de verdachte met hoge snelheid had ingehaald, was er onvoldoende bewijs dat hij ook bij de flauwe bocht naar rechts met een te hoge snelheid reed. De rechtbank oordeelde dat het aannemelijk was dat er een tijdsverloop was tussen de inhaalmanoeuvre en het ongeval, wat de mogelijkheid van roekeloosheid verder ondermijnde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van de tenlastelegging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. F. Koster als voorzitter en mrs. L.J.C. Hangx en A.J. Louter als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.C. van Druten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400037-08
Uitspraak: 23 september 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr.ing. M.J. Jansma, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen terzake het ten laste gelegde tot:
• een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis;
• een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
BEWIJS
De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat verdachte de auto van [X] heeft ingehaald met een snelheid van veel meer dan 80 tot 90 kilometer per uur. De rechtbank is voorts van oordeel dat het aannemelijk is – zeker gelet op de getuigenverklaringen die zijn afgelegd bij de rechter-commissaris – dat er sprake is geweest van enig tijdsverloop tussen de inhaalmanoeuvre en het ongeval. Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse komt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende naar voren met welke snelheid verdachte reed op het moment van het ongeval. In het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse heeft de politie opgetekend dat kan worden vermoed dat deze snelheid aanmerkelijk hoger was gelegen dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. Dit vermoeden berust in belangrijke mate op de verklaringen van de getuigen dat verdachte de auto van [X] met hoge snelheid heeft ingehaald, maar gaat er daarbij ten onrechte vanuit dat deze inhaalmanoeuvre vlak voor de flauwe bocht naar rechts – waar de auto van verdachte van de weg is geraakt – zou hebben plaatsgevonden. Op grond van de VerkeersOngevalsAnalyse van de politie kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte ook bij de bewuste flauwe bocht naar rechts nog met een zodanig hoge snelheid heeft gereden dat hem daardoor alleen al een verwijt treft als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse komt naar het oordeel van de rechtbank voorts onvoldoende naar voren wat het verband is tussen de snelheid en het in een slip en vervolgens van de weg raken van de auto van verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is van roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte dient derhalve van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2008.