RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440106-08
Uitspraak: 23 september 2008 (promis)
[verdachte]
geboren [geboorteplaats],
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. M.M. Brunsveld, heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2008 in de gemeente Deventer [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen heeft gepakt en/of (vervolgens) dat vuurwapen heeft geladen en/of (vervolgens) een vuurwapen in/tegen de buik heeft gedrukt/gehouden, althans opzettelijk dreigend een vuurwapen aan die [benadeelde partij] heeft getoond;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2008 in de gemeente Deventer [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen op die [benadeelde partij 2] gericht (gehouden), althans opzettelijk dreigend dat/een vuurwapen aan die [benadeelde partij 2] getoond;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 mei 2008 in de gemeente Deventer een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (Walther, model 8, kaliber 6.35 browning), en/of munitie van categorie III, te weten vier, althans een of meer, scherpe patro(o)n(en) (kaliber 6.35), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
De verdachte dient van het onder 2. ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Enkel de verklaring van aangever [benadeelde partij 2] kan bijdragen aan het bewijs.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. en 3. ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 mei 2008 in de gemeente Deventer [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen gepakt en (vervolgens) dat vuurwapen geladen en (vervolgens) een vuurwapen tegen de buik gedrukt;
3.
hij op 28 mei 2008 in de gemeente Deventer een wapen van categorie III, te weten een pistool (Walther, model 8, kaliber 6.35 browning), en munitie van categorie III, te weten vier scherpe patronen (kaliber 6.35), voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
- Aangever [benadeelde partij] heeft verklaard dat verdachte op 28 mei 2008 in café De Buren van Schimmelpenninck te Deventer een houder uit zijn jaszak pakte en vervolgens een pistool uit een andere zak pakte. Aangever heeft voorts verklaard dat hij zag dat verdachte de houder in het pistool deed en dat er patronen in de houder zaten. Aangever heeft verklaard dat verdachte het pistool vervolgens met de voorzijde van de loop tegen de buik van aangever aandrukte. Aangever voelde zich bedreigd. Aangever heeft voorts verklaard dat verdachte het pistool vervolgens op de bar legde.
- Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte op 28 mei 2008 in café De Buren van Schimmelpenninck aan de Brink te Deventer woorden had met aangever. Getuige [getuige 1] heeft voorts verklaard dat verdachte op een gegeven moment een pistool uit zijn zak pakte, dit pistool op de bar neerlegde, het pistool weer pakte, het magazijn uit dit pistool haalde, een kogel uit het magazijn haalde en dit kogeltje toonde aan aangever en vervolgens de houder weer in het pistool deed.
- Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte op 27 mei 2008 te 22:30 uur café Murphy’s aan de Brink te Deventer binnenkwam en een pistool uit zijn broekzak pakte en dit toonde. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat er geen magazijn in dit pistool zat.
- Verdachte heeft verklaard dat hij op 27 mei 2007 een pistool heeft gekocht, het pistool en de houder met patronen gescheiden van elkaar in zijn broekzakken heeft bewaard en dat hij in verschillende cafés is geweest, waaronder Murphy’s. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij in een café ruzie kreeg met een man, dat zijn pistool uit zijn zak viel toen hij geld wilde pakken om te betalen en dat hij het pistool heeft opgeraapt en in zijn zak heeft gedaan.
- De rechtbank constateert dat uit de getuigenverklaring van [getuige 2] volgt dat verdachte in café Murphy’s een pistool had waar geen magazijn in zat en dat uit de getuigenverklaring van [getuige 1] volgt dat het magazijn in café De Buren van Schimmelpenninck op het moment dat getuige [getuige 1] erbij kwam staan, in het pistool zat. De rechtbank constateert dat verdachte na het verlaten van café Murphy’s en voordat [getuige 1] bij verdachte en aangever kwam staan, het magazijn in het pistool heeft gedaan, hetgeen overeenkomt met de aangifte van [benadeelde partij].
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht het onder 3. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van bevindingen ;
- een proces-verbaal van bevindingen ;
- de bekennende verklaring van verdachte .
Van het onder 1. en 3. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1.:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3.:
Met betrekking tot het wapen:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Met betrekking tot de munitie:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft daarbij met name gelet op het volgende. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 27 mei 2008 voormeld wapen heeft gekocht en hierna het centrum van Deventer is ingelopen. In verschillende cafés heeft verdachte alcohol gedronken en aan meerdere mensen zijn wapen getoond.
De rechtbank is van oordeel dat het voorhanden hebben van een wapen niet te tolereren is en dat daarboven het tonen van een wapen in het uitgaansleven van Deventer zwaar aan verdachte dient te worden aangerekend. Uitgaan behoort gezellig en veilig te zijn, welk gevoel van gezelligheid en veiligheid door de handelingen van verdachte wordt geschaad.
Bovendien heeft verdachte bij een woordenwisseling met de heer [benadeelde partij] niet geschroomd om het wapen te gebruiken op een manier die (terecht) door de heer [benadeelde partij] als zeer bedreigend is ervaren.
Ten slotte blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij in 2005 reeds eerder is veroordeeld voor een delict uit de Wet Wapens en Munitie. Ondanks die eerdere forse waarschuwing (een veroordeling tot 160 uur taakstraf en 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar) is verdachte toch weer in de fout gegaan, omdat hij – zoals hij zelf verklaart – “het leuk vindt om een pistool te hebben”.
De rechtbank zal echter – anders dan de eis van de officier van justitie - deze keer nog volstaan met het (opnieuw) opleggen van een werkstraf van maximale omvang, omdat verdachte na opheffing van de voorlopige hechtenis wederom werk heeft gekregen en de rechtbank thans een nieuwe detentie vanuit een oogpunt van voorkoming van recidive niet noodzakelijk acht. Daarnaast zal de rechtbank nog een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Uit de omvang daarvan moet de verdachte kunnen afleiden hoe ernstig de rechtbank zijn gedragingen opneemt en dat hij een volgende keer beslist met een gevangenisstraf van dergelijke omvang rekening moet houden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 7 augustus 2008;
- een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 1 september 2008, uitgebracht door G. van Houwelingen, reclasseringswerker van Tactus verslavingszorg;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2. ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1. en 3. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1. en 3. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter, mrs. F. Koster en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2008.