ECLI:NL:RBZLY:2008:BF1247

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
16 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/410037-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging ISD-maatregel na bedreiging met een mes

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 16 september 2008, is de verdachte, bijgestaan door mr. J.H. van Meurs, aangeklaagd voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De officier van justitie, mr. S.T.C. van der Werf, heeft gevorderd dat de verdachte voor twee jaar in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) wordt geplaatst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het tweede ten laste gelegde feit nietig is, omdat dit feit onvoldoende feitelijk is omschreven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft een mes gebruikt om de bedreiging uit te spreken, wat de rechtbank als ernstig heeft beoordeeld. De verdachte heeft een lange geschiedenis van strafbare feiten, voornamelijk vermogensmisdrijven, en is zwaar verslaafd aan heroïne en alcohol. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verslavingsproblematiek van de verdachte in direct verband staat met de gepleegde misdrijven.

De rechtbank heeft besloten om de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar, met de nadruk op het verbeteren van de kwaliteit van leven van de verdachte binnen een beschermde woonomgeving. De rechtbank heeft ook bepaald dat er een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden na negen maanden. Het onder de verdachte inbeslaggenomen mes is verbeurd verklaard, omdat het is gebruikt bij het bewezen verklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. Elbers niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07/410037-08 (+ ad informandum feit 07/530376-08)
Uitspraak: 16 september 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortejaar]
[adres]
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 2 september 2008. De verdachte is verschenen,
bijgestaan door mr. J.H. van Meurs, advocaat te Kampen.
De officier van justitie, mr. S.T.C. van der Werf, heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde voor de duur van twee jaren in een inrichting voor stelselmatige daders wordt geplaatst.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van enige straf of maatregel.
De officier van justitie heeft tevens de onttrekking aan het verkeer gevorderd van het onder de verdachte inbeslaggenomen mes.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
GELDIGHEID VAN DE DAGVAARDING
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde feit nietig dient te worden verklaard nu dit feit onvoldoende feitelijk is omschreven.
De rechtbank overweegt daartoe dat, gelet op de in artikel 2, onder Categorie IV, van de Wet Wapens en Munitie vermelde subcategorieën, in de dagvaarding onvoldoende tot uitdrukking komt waarin de strafbare gedraging door verdachte feitelijk heeft bestaan. De dagvaarding behelst derhalve in zoverre geen duidelijke en eenduidige opgave van het feit.
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. dat hij op26 mei 2008 in de gemeente Kamp[naam] en [naam] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gericht en gericht gehouden op die [naam] en die [naam] en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: “Als ik mijn zin niet krijg heb ik ook nog wel andere methodes” en “Ik laat mij niet afschepen” en “Als het nu niet lukt, dan rijg ik jullie aan het mes”.
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast het onder 1 bewezenverklaarde feit, ook schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 2.4.7 van de Algemene Plaatselijke Verordeningen (APV) van de gemeente Zwolle, te weten het op de weg nuttigen van alcoholische drank op 10 september 2007 te Zwolle, zoals valt af te leiden uit het ter kennisneming van de rechtbank bij de stukken gevoegde dossier met parketnummer 07/530376-08, en zoals ook door de verdachte tegenover de politie en door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd.
De rechtbank overweegt omtrent de door de officier van justitie gevorderde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) het volgende.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde misdrijf geldt dat het een feit betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 28 juli 2008 blijkt dat verdachte vanaf 1972 regelmatig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, met name vermogensmisdrijven.
In de vijf jaren voorafgaand aan de thans bewezen verklaarde feiten is verdachte meer dan driemaal onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor het plegen van misdrijven. Bij vonnis van deze rechtbank van 11 maart 2008 is aan de verdachte nog 6 maanden gevangenisstraf opgelegd en 2 weken hechtenis, welke straffen tenuitvoergelegd zijn tot 23 mei 2008, drie dagen voordat verdachte het thans bewezenverklaarde feit heeft gepleegd.
De rechtbank heeft kennis genomen van de voorlichtingsrapportage d.d. 7 februari 2008 2008 van de Instelling voor Verslavingszorg Tactus, uitgebracht in voormelde zaak.
Uit de inhoud van voornoemde voorlichtingsrapportage, welke de rechtbank thans nog actueel acht, en uit de door de rapporteur R. Zandbergen als deskundige ter terechtzitting gegeven toelichting komt naar voren dat verdachte al vele jaren zwaar verslaafd is aan heroïne en alcohol en tengevolge daarvan met ernstige lichamelijke en psychische problemen kampt, waardoor verdachtes leven ontwricht is op vrijwel alle leefgebieden.
De diverse, tot in 2007, door verdachte ondernomen pogingen om met de nodige begeleiding hulpverleningstrajecten te starten hebben niet tot enige verbetering van verdachtes situatie geleid, met name niet omdat hij de motivatie en het geloof in zichzelf heeft verloren. Een nieuw hulpverleningsaanbod wordt zinloos geacht.
Een ISD-maatregel wordt thans aangewezen geacht waarbij de nadruk niet zozeer gericht dient te zijn op behandeling, maar op enige verbetering van de kwaliteit van leven, hetgeen onder meer kan worden bewerkstelligd door te trachten de verdachte binnen het ISD-kader te plaatsen in een voorziening voor beschermd wonen, mits aldaar de nodige ruimte/coulance geboden kan worden ten aanzien van verdachtes verslavingsproblematiek en middelengebruik.
Naar het oordeel van de rechtbank staan de door verdachte gepleegde misdrijven in een onmiskenbaar verband met zijn verslavingsproblematiek en moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich in de direct nabije toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten. Gelet op het grote aantal misdrijven waarvoor verdachte is veroordeeld in combinatie met verdachtes (verslavings)problematiek is de rechtbank van oordeel dat niet valt te verwachten dat verdachte zonder strikte en gestructureerde intensieve begeleiding en behandeling zal stoppen met het plegen van strafbare feiten, zodat de veiligheid van goederen eist dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsook ter optimale bescherming van de maatschappij en van verdachte zelf acht de rechtbank het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer te leggen.
Gelet op de als zeer ernstig te omschrijven problematiek van de verdachte op vrijwel alle leefgebieden is de rechtbank met de reclasseringsinstelling van oordeel dat een plaatsing van de verdachte in een voorziening voor beschermd wonen binnen het ISD-kader in zijn belang te achten is. Het realiseren van een dergelijke plaatsing zal vermoedelijk echter de nodige tijd vergen. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank acht het op grond van het vorenoverwogene noodzakelijk dat negen maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte inbeslaggenomen mes (merk Night Hawk) dient te worden verbeurd verklaard, omdat het (onder 1 bewezenverklaarde) feit met behulp van dit voorwerp is begaan.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 33, 33a, 38m, 38n en 38s van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Verklaart de dagvaarding nietig voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het onder 1 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.
De rechtbank bepaalt daarbij dat uiterlijk negen maanden na aanvang van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen vóór dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verklaart verbeurd het onder de verdachte inbeslaggenomen mes (merk Night Hawk).
Aldus gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mrs. F. Koster en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2008.
Mr. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.