ECLI:NL:RBZLY:2008:BF0859

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400085-07 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 september 2008 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de verdachte, die in voorarrest zat. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de officier werd geschat op € 69.414,00. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek en het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar, waarin de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was opgenomen.

De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat in het stamproces-verbaal was vermeld dat de officier van justitie had besloten geen ontnemingsvordering in te stellen, aangezien de benadeelde partij zelf een procedure had gestart tot terugvordering van het ontvreemde bedrag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte erop mocht vertrouwen dat de officier van justitie niet zou overgaan tot het instellen van een ontnemingsvordering, gezien de mededeling die in het proces-verbaal was opgenomen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake was van een ongeclausuleerde mededeling en dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in zijn vordering. De beslissing van de rechtbank was dus dat de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht
Parketnr. : 07.400085-07
Datum : 9 september 2008
Beslissing op de vordering ex artikel 36e Wetboek van Strafrecht
d.d. 25 oktober 2007 van de officier van justitie in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
thans in voorarrest verblijvende in de Penitentiaire Inrichtingen Overijssel,
Huis van Bewaring Zwolle, te Zwolle,
hierna te noemen [verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2007, 10 januari 2008, 8 april 2008, 1 juli 2008 en 27 augustus 2008. [verdachte] is verschenen, ter terechtzitting van 27 augustus 2008 bijgestaan door mr. H.J. Bos, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek in de strafzaak met opgemeld parketnummer tegen [verdachte], te weten:
- de stukken van het opsporingsonderzoek van Politie IJsselland, Financiële Recherche, dossiernummer 06-500611;
- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar H.G. de Smeth op 21 september 2007 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, terzake de berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
OVERWEEGT
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel dat hij heeft genoten door middel van of uit de baten van het feit, zoals onder 1. ten laste gelegd in de strafzaak met opgemeld parketnummer, en soortgelijke feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [verdachte] zijn begaan, welk voordeel door de officier van justitie wordt geschat op € 69414,00.
De rechtbank heeft [verdachte] in de onderliggende strafzaak met opgemeld parketnummer bij vonnis van 9 september 2008 veroordeeld terzake van onder meer medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
De raadsvrouw van [verdachte] heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat in het stamproces-verbaal staat vermeld dat de officier van justitie heeft besloten niet over te gaan tot het instellen van een ontnemingsvordering, aangezien Groene Land Achmea zelf een procedure is gestart tot terugvordering van het ontvreemde bedrag; deze toezegging is bindend voor de officier van justitie.
De officier van justitie heeft opgemerkt dat sprake is van gewijzigd inzicht en dat er geen sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een ongeclausuleerde mededeling, welke mededeling is terechtgekomen in een proces-verbaal. De rechtbank ziet in de mededeling geen voorwaardelijke formulering. Gelet hierop mocht verdachte erop vertrouwen dat de officier van justitie niet zou overgaan tot het instellen van een ontnemingsvordering. De rechtbank zal de officier van justitie derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
BESLISSING
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. F. Koster en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2008.