ECLI:NL:RBZLY:2008:BF0859
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 september 2008 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de verdachte, die in voorarrest zat. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de officier werd geschat op € 69.414,00. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek en het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar, waarin de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was opgenomen.
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat in het stamproces-verbaal was vermeld dat de officier van justitie had besloten geen ontnemingsvordering in te stellen, aangezien de benadeelde partij zelf een procedure had gestart tot terugvordering van het ontvreemde bedrag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte erop mocht vertrouwen dat de officier van justitie niet zou overgaan tot het instellen van een ontnemingsvordering, gezien de mededeling die in het proces-verbaal was opgenomen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake was van een ongeclausuleerde mededeling en dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in zijn vordering. De beslissing van de rechtbank was dus dat de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken.