ECLI:NL:RBZLY:2008:BF0123

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400025-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens ontoereikend bewijs en anonieme getuigenverklaringen in strafzaak

In de strafzaak met parketnummer 07/400025-08 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 september 2008 uitspraak gedaan. De officier van justitie, mr. M. Brunsveld, had gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, en had daarnaast een schadevergoeding van € 1.178,65 geëist voor de benadeelde partij. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.W. van Faassen, ontkende echter betrokken te zijn geweest bij de vechtpartij in een café. De enige bewijsmiddelen die tegen de verdachte werden ingebracht, waren de verklaring van de aangever en de verklaringen van twee anonieme getuigen.

De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank wees op de gebreken van de éénpersoons fotoconfrontatie, waarbij de aangever de verdachte had herkend. De rechtbank concludeerde dat de ontkennende verklaring van de verdachte, in combinatie met het ontbreken van een gedetailleerde beschrijving van de dader door de aangever, onvoldoende bewijs opleverde. Bovendien voldeed het gebruik van anonieme getuigenverklaringen niet aan de eisen van artikel 344a van het Wetboek van Strafvordering, waardoor deze verklaringen niet konden worden meegewogen in de bewijsvoering.

Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank besloot dat de in beslag genomen voorwerpen, een witte pet en een zegelring, bewaard moesten worden voor de rechthebbenden, aangezien niet duidelijk was wie dat waren. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, en deze werd geadviseerd zijn vordering bij de burgerlijke rechter in te dienen. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400025-08 (+ vtvv 470440-06)
Uitspraak: 9 september 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[naam]
geboren op [geboortejaar]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. M. Brunsveld, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- de veroordeling van verdachte terzake het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest;
- de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 1.178,65 met het opleggen van de schadevergoedingmaatregel;
- de tenuitvoerlegging van de door de politierechter te Zwolle bij vonnis d.d. 13 september 2007 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden;
- de in beslag genomen pet en zegelring verbeurd te verklaren.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het primair of subsidiair ten laste gelegde en heeft verklaard in het geheel niet betrokken te zijn geweest bij de vechtpartij in café [naam]. De enige bewijsmiddelen, waaruit (rechtstreeks) kan volgen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zijn de verklaring van de aangever en de verklaringen van twee anoniem gebleven getuigen.
Aangever heeft verdachte herkend, na met een foto van verdachte te zijn geconfronteerd in een zogenaamde éénpersoons fotoconfrontatie. Gezien de ontkennende verklaring van verdachte en het grotendeels ontbreken van een beschrijving door aangever van degene die hem heeft mishandeld, kon niet worden volstaan met een éénpersoons fotoconfrontatie. De bezwaren die kleven aan een éénpersoons fotoconfrontatie, zijn inmiddels genoegzaam bekend. Aan de verklaring van de aangever dat verdachte bij de gebeurtenissen betrokken is geweest, kan dan ook onvoldoende overtuigende betekenis worden toegekend om te komen tot het bewijs, dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaringen van de anoniem gebleven getuigen. Aan de eisen die artikel 344a Wetboek van Strafvordering stelt aan het gebruik van anonieme getuigenverklaringen , opgenomen in een proces verbaal van een opsporingsambtenaar, wordt niet voldaan. Gezien het voorgaande zou het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, immers in belangrijke mate steunen op de verklaringen van anonieme getuigen.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank bepaalt, dat nu verdachte wordt vrijgesproken en de in beslag genomen voorwerpen niet vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, de witte pet en de zegelring dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n), nu voorshands niet duidelijk is wie als zodanig kan of kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 06.470440-06 bij vonnis van de politierechter te Zwolle d.d. 13 september 2007 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga , voorzitter, mrs. F. Koster en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zeilstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2008.