ECLI:NL:RBZLY:2008:BD9592

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440153-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling met verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 juli 2008, stond de verdachte terecht voor de poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich niet had blootgesteld aan een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De verdachte had verklaard dat het mes waarmee het feit was gepleegd, een broodmes zonder scherpe punt was, en de verwondingen van het slachtoffer waren oppervlakkig. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar werd hij wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, zoals strafbaar gesteld in artikel 302 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank hield rekening met de pro justitia rapportages die aantoonden dat de verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline kenmerken, alsook aan ADHD. De rechtbank nam de conclusie van de deskundigen over dat de verdachte ten tijde van het delict als verminderd toerekeningsvatbaar moest worden beschouwd. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met deze verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 10 maanden en 10 dagen, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, en stelde daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden op.

De benadeelde partij had schade geleden ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten, en de rechtbank kende een schadevergoeding van € 900 toe, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook voorwaarden op aan de verdachte met betrekking tot zijn behandeling en gedrag tijdens en na de klinische opname. De rechtbank besloot tot de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en gaf opdracht aan Tactus Reclassering om de verdachte te ondersteunen bij de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440153-07 (+ vtvv 08.710544-06)
Uitspraak: 29 juli 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
[geboorteplaats]
[adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.P. Smit, advocaat te Almelo.
De officier van justitie, mr. H.A. Hoogland, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 10 maanden en 10 dagen, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, alsmede tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 900, met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de bij vonnis van de politierechter Almelo van 31 oktober 2006 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van zestig uur alsnog ten uitvoer wordt gelegd.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte het opzet heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven.
Dat verdachte de intentie had om het slachtoffer van het leven te beroven kan niet worden bewezen. De rechtbank dient dan de vraag te beantwoorden, of verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer de dood zou vinden als gevolg van het handelen van verdachte.
De rechtbank is van oordeel, dat niet kan werden vastgesteld dat verdachte zich aan een dergelijke aanmerkelijke kans heeft blootgesteld. Verdachte heeft verklaard, dat het mes waarmee het ten laste gelegde feit is gepleegd, een broodmes was zonder scherpe punt. Verdachte kon dit mes zonder foedraal bij zich dragen. De verwondingen van het slachtoffer zijn daarbij oppervlakkig en zijn zogenaamde “scheurwonden”. Afgaande op deze omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans, dat het slachtoffer als gevolg van de onderhavige feiten zou komen te overlijden. Van voorwaardelijk opzet om het slachtoffer van het leven te beroven, is dan ook geen sprake.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft bij de beraadslaging over de strafbaarheid van de verdachte gelet op de pro justitia rapportage omtrent de persoon van verdachte, uitgebracht op 10 september 2007, opgesteld door drs. R.J.H. Winter, psychiater en de pro justitia rapportage d.d. 19 september 2007, opgesteld door drs. A.K. Wieringa, psycholoog.
Voormelde rapporten houden onder meer in dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline kenmerken, alsmede van een ADHD stoornis. In beide rapportages wordt gesteld dat verdachte ten tijde van het hem ten laste gelegde feit als verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusie omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 juni 2008;
- een de verdachte betreffende pro justitia rapportage d.d. 10 september 2007 uitgebracht door drs. R.J.H. Winter, psychiater;
- een de verdachte betreffende pro justitia rapportage d.d. 19 september 2007 uitgebracht door drs. A.K. Wieringa, psycholoog;
- een de verdachte betreffend maatregelrapport d.d. 4 juli 2008, uitgebracht door Tactus Verslavingszorg;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
In de genoemde pro justitiarapportages wordt door beide deskundigen geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Beide deskundigen komen tot de conclusie dat er een grote kans is op recidive, waarbij de algemene veiligheid van personen en goederen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) rechtvaardigen. Beiden stellen daarbij dat TBS met dwangverpleging niet is geïndiceerd, maar adviseren om aan verdachte in geval van veroordeling de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen. Een van de voorwaarden zou in elk geval moeten zijn, dat er intramurale behandeling plaatsvindt binnen een forensisch kader.
In het kader van dit advies is een Maatregelrapportage opgesteld door Tactus Verslavingszorg d.d. 4 juli 2008. In deze rapportage is, na proefplaatsing van verdachte in de FPK te Assen, een plan van aanpak opgesteld en is door de FPK een positief behandeladvies opgesteld. Verdachte heeft ingestemd met de in het advies genoemde voorwaarden. De rechtbank zal bedoelde voorwaarden stellen bij het opleggen van de TBS maatregel.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een naast het opleggen van de TBS met voorwaarden een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 38, 38a en 38d Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] te [woonplaats] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte subsidiair bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de overgelegde schriftelijke onderbouwing, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 900.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts terzake van deze vordering aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 900 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door de politierechter Almelo bij vonnis d.d. 31 oktober 2006 opgelegde voorwaardelijke taaktref, te weten een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, ten uitvoer te leggen.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden en 10 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
De rechtbank stelt betreffende het gedrag van de verdachte als voorwaarden:
- betrokkene houdt zich gedurende de opname aan de aanwijzingen en voorwaarden van de FPK in Assen en zal zolang de reclassering en de FPK dat nodig achten daar verblijven;
- betrokkene zal zich na de klinische opname in de FPK houden aan de aanwijzingen te geven door de reclassering en zal daarbij een traject volgen dat de behandelaren nodig of wenselijk achten. Aanwijzingen zullen gegeven worden omtrent behandeling, dagbesteding, middelengebruik, huisvesting en medicijninname;
- betrokkene dient zijn medewerking te verlenen aan eventuele medicamenteuze therapie, voorgeschreven door de behandelend arts/psychiater. Deze medicatie zal zo nodig onder controle ingenomen worden;
- betrokkene zal zo nodig meewerken aan urinecontroles of blaasproeven in verband met middelen/alcoholgebruik;
- betrokkene zal zijn uiterste best doen geen verdovende middelen te gebruiken en geen alcohol te drinken; bij herhaaldelijk middelengebruik kan betrokkene een officiële waarschuwing ontvangen. Dit zal uiteindelijk een stopzetting van de behandeling kunnen inhouden;
- betrokkene zal geen strafbare feiten plegen;
- gedurende de klinische behandeling heeft betrokkene één maal per maand een gesprek met de reclassering. Na de klinische behandeling vindt er één maal per week een gesprek plaats.
De rechtbank geeft opdracht aan Tactus Reclassering om verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen, als bedoeld in artikel 38 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 900 (zegge: negen honderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 900, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 08.710544-06 bij vonnis d.d. 31 oktober 2006 van de politierechter Almelo voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten de werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. Ch.A.M. Heeregrave en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zeilstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2008.
Mr. Koster voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.