De rechtbank overweegt dat uit de totaliteit van de diverse en op sommige punten van elkaar afwijkende verklaringen van verdachten en getuigen, het beeld naar voren komt van een tussen partijen gesloten en op 5 november 2007 uitgevoerde cocaïnedeal, waarbij er door een groep uit Den Haag, bestaande uit in ieder geval [medeverdachte] en [medeverdachte], cocaïne geleverd zou worden aan een groep afnemers in Almere, waarvan in ieder geval [betrokkene], [medeverdachte], [medeverdachte] en [verdachte] deel uitmaken. De rechtbank baseert zich daarbij onder meer op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], die daarover het volgende zegt: ´[medeverdachte] was op het moment dat wij naar Almere gingen in het bezit van cocaïne. (…)[medeverdachte] heeft van tevoren een afspraak gemaakt met [medeverdachte] of mogelijk [medeverdachte]. Ik wist van die afspraak af alleen heb ik niet alle details gehoord. Omdat wij die 'mannen' niet kenden in Almere heeft [medeverdachte] het pistool meegenomen voor onze veiligheid. Wij vertrouwden het namelijk niet.”
Uit de verklaringen van meerdere verdachten kan worden afgeleid dat ook [medeverdachte] en [medeverdachte] in de woning naar binnen zijn gegaan. Nadat [medeverdachte] de cocaine op het aanrecht in de keuken had gelegd werd er vrijwel onmiddellijk een pistool op zijn hoofd gezet. Die laatste gebeurtenis heeft, aldus zijn verklaring, [medeverdachte] ertoe gebracht zijn vuurwapen door te laden en kort daarna te schieten. [medeverdachte] heeft verklaard de persoon die hij herkent als [verdachte] daarbij te hebben neergeschoten op het moment dat deze en [medeverdachte] met hem in gevecht zijn geraakt. De rechtbank hecht veel waarde aan één van de latere verklaringen van [medeverdachte], aangezien hij in deze verklaring ook zichzelf belast. Hij verklaart het volgende:
“Ik zag dat [medeverdachte] mij op dat moment wegduwt wegduwde?. Ik werd geduwd in de richting van de opening naar de gang toe. Ik zag dat beide slaapkamerdeuren dicht waren. Dit betreffen de slaapkamerdeuren welke vanuit de keuken bereikbaar zijn. Ik stond toen nog overeind. Ik zag dat [medeverdachte] mij naar de grond probeerde te werken door mij te duwen en aan mij te trekken. Ik zag dat op dat moment er nog iemand zich er?mee kwam bemoeien. Dit is [verdachte]erdachte]. Zijn naam ken ik uit het dossier. Dit is de jongen op fotonummer pl2540:04:00516 ([verdachte]). Ik voelde dat [verdachte] mij ook op de grond probeerde te werken. Ik zag en voelde dat [verdachte] aan mij trok en mij duwde. Ik pakte hierop het vuurwapen wat ik in mijn broeksband had.”.
Tijdens een ander verhoor verklaart [medeverdachte] het volgende: "Ik heb het vuurwapen van [medeverdachte] gekregen in de auto op het moment dat wij aldaar voor de deur stonden.(…) In de woning van de [adres] Almere kwam zoals ik al eerder verteld heb een man de trap af gelopen met een vuurwapen. Deze man liep (…) naar [medeverdachte] toe en richtte het pistool direkt op [medeverdachte] zijn achterhoofd. Op dat moment besloot ik het vuurwapen te trekken, hetgeen ik deed. Ik moest echter het vuurwapen doorladen. Dit duurde echter even en ik voelde, dat ik op het moment dat ik het vuurwapen aan het doorladen was, door [medeverdachte] met beide handen werd vastgepakt. (…) Hierdoor kon ik op dat moment niets met het vuurwapen.(…) Ik zag en hoorde dat er nog een persoon naar beneden kwam lopen. Ik voelde en zag, dat de persoon die van de trap afkwam lopen mij eveneens beetpakte en met mij ging vechten. (…)Tijdens het vechten met [medeverdachte] en het latere slachtoffer, dus de jongen die zojuist via de trap in de woning naar beneden kwam lopen is het vuurwapen afgegaan. (…) Ik heb gezegd dat ik 4 schoten heb gehoord. (…) Daar waren in ieder geval 2 schoten uit het vuurwapen dat ik in mijn rechterhand hield. (…) U vraagt aan mij door welk vuurwapen het slachtoffer is getroffen? Ik weet zo goed als zeker, dat dit het vuurwapen moet zijn geweest dat ik de woning mee had binnen genomen en later tijdens de worsteling is afgegaan. Het kan namelijk volgens mij niet anders zijn, dan dat het slachtoffer door kogels uit dit vuurwapen getroffen is. Direct na de schoten die uit "mijn vuurwapen" zijn gekomen, liet het slachtoffer mij los. Deze verklaring van de [medeverdachte] komt in grote lijnen overeen met de weergave van [verdachte] die verklaart: “Ik heb geprobeerd het wapen af te pakken van 1 van die gasten. Het was een zwart wapen, meer weet ik er niet van.”
De rechtbank ziet geen aanleiding [verdachte] niet aan zijn, kort na de schietpartij in het ziekenhuis afgelegde, verklaring te houden, ook al geeft [verdachte] ter terechtzitting een andere weergave van de feiten. Zijn verklaring wordt namelijk op dit onderdeel ondersteund door de verklaring van [medeverdachte] die aangeeft dat [verdachte] probeerde hem het vuurwapen afhandig te maken.
Als na het schietincident [verdachte] gewond op de grond ligt, geeft hij aan een andere medeverdachte die [medeverdachte] en [medeverdachte] met een vuurwapen bedreigt, opdracht hen te laten gaan. Zo verklaart [medeverdachte]: “Ik hoorde dat deze jongen, terwijl hij daar lag, tegen [medeverdachte] zei dat hij ons moest laten gaan.” Dit stemt overeen met de verklaring van [medeverdachte] die verklaart: “Ik hoo[verdachte]e[verdachte] zeggen dat ze ons moesten laten gaan” Ook daaruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] een medebepalende rol had op die avond en zich -zoals blijkt uit die gedraging- uitdrukkelijk heeft geschaard aan de zijde van de Almeerse groep.
Nu uit de verklaringen van nagenoeg alle verdachten die in de woning aanwezig zijn geweest, volgt dat vrijwel onmiddellijk nadat de cocaïne was binnengebracht een gewapende persoon de trap af is gekomen en dat vuurwapen op het hoofd van [medeverdachte] heeft gezet, leidt de rechtbank daaruit af dat het hier moet gaan om een ripdeal die was voorbereid. Niet aannemelijk acht de rechtbank het dat het hier om een uit de hand gelopen ruzie zou gaan.