ECLI:NL:RBZLY:2008:BD9165

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.600728-05
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met gevolgen voor de beroepsuitoefening

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 juni 2008, stond de verdachte terecht op beschuldiging van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 175 van deze wet. De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, eiste een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van € 1.000,--, bij gebreke van betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het meer of anders ten laste gelegde.

De rechtbank overwoog dat het bewezen feit ernstige gevolgen had voor het slachtoffer en dat de strafprocedure lang had geduurd, wat een grote mate van onzekerheid voor de verdachte met zich meebracht. Dit was van belang, mede gezien de gevolgen voor de verdachte als vrachtwagenchauffeur. De rechtbank besloot dat een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden passend was, rekening houdend met het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten.

De beslissing van de rechtbank was gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank ontzegde de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van zes maanden, met de voorwaarde dat deze ontzegging niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.600728-05
Datum: 26 juni 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2008. De verdachte is verschenen.
De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot:
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- een geldboete van € 1.000,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 175 van deze wet.
Het feit en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank overweegt dat het bewezen en strafbaar verklaarde feit heeft plaatsgevonden in 2004 en ernstige gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer. De rechtbank overweegt voorts dat onderhavige strafprocedure erg lang heeft geduurd en dat dit een grote mate van onzekerheid voor verdachte met zich mee heeft gebracht, mede gelet op de gevolgen die een eventuele veroordeling zou kunnen hebben voor zijn beroep als vrachtwagenchauffeur. De rechtbank weegt dit mee in de thans op te leggen straf en is van oordeel dat met het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden kan worden volstaan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 juni 2008, waaruit blijkt dat de verdachte geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke of andere feiten heeft gehad.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 6 maanden.
De ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en M.A. Wijnands-Veninga, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2008.
Mr. Wijnands-Veninga voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.