ECLI:NL:RBZLY:2008:BD9165
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.W.M. van Hoof
- G.P. Nieuwenhuis
- M.A. Wijnands-Veninga
- Rechtspraak.nl
Strafzaak tegen verdachte wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met gevolgen voor de beroepsuitoefening
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 juni 2008, stond de verdachte terecht op beschuldiging van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 175 van deze wet. De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, eiste een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van € 1.000,--, bij gebreke van betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het meer of anders ten laste gelegde.
De rechtbank overwoog dat het bewezen feit ernstige gevolgen had voor het slachtoffer en dat de strafprocedure lang had geduurd, wat een grote mate van onzekerheid voor de verdachte met zich meebracht. Dit was van belang, mede gezien de gevolgen voor de verdachte als vrachtwagenchauffeur. De rechtbank besloot dat een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden passend was, rekening houdend met het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten.
De beslissing van de rechtbank was gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank ontzegde de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van zes maanden, met de voorwaarde dat deze ontzegging niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.