ECLI:NL:RBZLY:2008:BD9087
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.H. Meijer
- G.P. Nieuwenhuis
- A.W.M. van Hoof
- Rechtspraak.nl
Ontuchtige handelingen gepleegd door verdachte tegen kwetsbare slachtoffers in Almere
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 17 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met kwetsbare slachtoffers in de gemeente Almere. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting gehouden op 8 mei en 3 juli 2008, waarbij de officier van justitie, mr. A. Kengen, de vordering heeft ingediend. De verdachte werd bijgestaan door mr. R.W.A. Offermans en mr. K. Regter.
De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met slachtoffers die in een kwetsbare positie verkeerden, waaronder een geestelijke beperking en lichamelijke onmacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangiften van de slachtoffers niet voldoende wettig bewijs opleverden om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de slachtoffers waren inconsistent en er was onvoldoende bewijs dat de slachtoffers daadwerkelijk in een staat van onmacht verkeerden op het moment van de vermeende handelingen.
De rechtbank heeft de verdediging gevolgd in hun betoog dat het bewijs niet overtuigend was en dat de verdachte vrijgesproken moest worden van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettig bewijs aanwezig was voor de ontuchtige handelingen en heeft de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om kwetsbare slachtoffers.