ECLI:NL:RBZLY:2008:BD9011

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
15 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440072-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte na onvoldoende bewijs en bezwaren tegen eenpersoonsconfrontatie

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die ten laste was gelegd van een strafbaar feit, heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 juli 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J.M. Thewessen. Tijdens de zitting op 8 juli 2008 heeft de officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, gevorderd dat de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden zou worden veroordeeld, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 528 geëist van de benadeelde partij.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte van het ten laste gelegde feit moest worden vrijgesproken. Dit oordeel is gebaseerd op de onvoldoende bewijsvoering, waarbij de rechtbank belangrijke discrepanties heeft vastgesteld tussen de beschrijving van de dader door het slachtoffer en het uiterlijk van de verdachte. Het slachtoffer had de dader beschreven als een vrij jonge man met specifieke uiterlijke kenmerken die niet overeenkwamen met die van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er goede redenen waren om de verdachte niet te confronteren met het slachtoffer door middel van een één op één spiegelconfrontatie, wat de betrouwbaarheid van de identificatie in twijfel trok.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewijs in belangrijke mate steunde op de herkenning door het slachtoffer, maar gezien de genoemde verschillen kon niet worden volstaan met een eenpersoonsconfrontatie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het beter zou zijn geweest om een zogenaamde oslo-confrontatie te laten plaatsvinden. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat het ten laste gelegde niet bewezen was en heeft zij de verdachte vrijgesproken. Tevens heeft de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte gelast. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440072-08
Uitspraak: 15 juli 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats],
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.J.M. Thewessen, advocaat te Valkenburg.
De officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 voorwaardelijk. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 528 met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het slachtoffer heeft een duidelijke beschrijving gegeven van de man die het ten laste gelegde feit had begaan. Er zijn belangrijke verschillen tussen deze beschrijving van de dader en het uiterlijk van verdachte. Immers beschrijft het slachtoffer de dader als een vrij jonge man, klein (1.65 m) met steil lang haar, met pony, zwarte tanden en een onverzorgd gebit.
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte geen slecht gebit heeft, kalend is en niet oogt als een “vrij jonge man”. Er waren, kortom, zeer goede redenen om het slachtoffer niet met verdachte te confronteren door middel van een één op één spiegelconfrontatie. Dit klemt te meer, nu slechts de getuigenverklaring van het slachtoffer en de bijbehorende identificatie tot de conclusie kunnen leiden dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Nu het bewijs in belangrijke mate steunt op de herkenning door het slachtoffer en gezien de genoemde verschillen tussen het uiterlijk van verdachte en de beschrijving van de dader door het slachtoffer, kon dan ook niet worden volstaan met een eenpersoonsconfrontatie. De bezwaren tegen een dergelijke eenpersoonsconfrontatie mogen inmiddels genoegzaam bekend worden verondersteld. Aan het feit dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij verdachte bij de spiegelconfrontatie met 100% zekerheid heeft herkend als de dader, kan dan ook onvoldoende overtuigende betekenis worden toegekend om te komen tot het bewijs, dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Onder de geschetste omstandigheden ware het voor de overtuiging beter geweest een zogenaamde oslo-confrontatie plaats te laten vinden.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden en gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.J. Buijsman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zeilstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2008.
Mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.J. Buijsman voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.