ECLI:NL:RBZLY:2008:BD9011
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- F. Koster
- G.P. Nieuwenhuis
- H.J. Buijsman
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte na onvoldoende bewijs en bezwaren tegen eenpersoonsconfrontatie
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die ten laste was gelegd van een strafbaar feit, heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 juli 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J.M. Thewessen. Tijdens de zitting op 8 juli 2008 heeft de officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, gevorderd dat de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden zou worden veroordeeld, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 528 geëist van de benadeelde partij.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte van het ten laste gelegde feit moest worden vrijgesproken. Dit oordeel is gebaseerd op de onvoldoende bewijsvoering, waarbij de rechtbank belangrijke discrepanties heeft vastgesteld tussen de beschrijving van de dader door het slachtoffer en het uiterlijk van de verdachte. Het slachtoffer had de dader beschreven als een vrij jonge man met specifieke uiterlijke kenmerken die niet overeenkwamen met die van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er goede redenen waren om de verdachte niet te confronteren met het slachtoffer door middel van een één op één spiegelconfrontatie, wat de betrouwbaarheid van de identificatie in twijfel trok.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewijs in belangrijke mate steunde op de herkenning door het slachtoffer, maar gezien de genoemde verschillen kon niet worden volstaan met een eenpersoonsconfrontatie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het beter zou zijn geweest om een zogenaamde oslo-confrontatie te laten plaatsvinden. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat het ten laste gelegde niet bewezen was en heeft zij de verdachte vrijgesproken. Tevens heeft de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte gelast. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.