ECLI:NL:RBZLY:2008:BD7198

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/450167-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en schadevergoeding in strafzaak met meerdere benadeelde partijen

In de zaak met parketnummer 07/450167-07 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van afpersing en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit van afpersing, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de subsidiaire ten laste gelegde feiten, waaronder mishandeling en openlijk geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht door de reclassering.

Daarnaast heeft de rechtbank in deze uitspraak ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld. De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft schade geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit, en de rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van € 25 toegewezen. Voor de benadeelde partij [benadeelde partij 5] werd een schadevergoeding van € 449 toegewezen, en voor [benadeelde partij 1] werd een bedrag van € 280 toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partijen in hun vorderingen voor het overige niet ontvankelijk zijn, en dat deze vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.

De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd aan de verdachte om de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en plaatsvervangend kinderrechter L.J.C. Hangx, samen met de rechters Ch.A.M. Heeregrave en G.M.J. Vijftigschild, de beslissing hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.450167-07 en 07.440241-07 (gevoegd ter terechtzitting)
Uitspraak: 10 juli 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting van de zaak met parketnummer 07.450167-07 heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2007, 15 januari, 6 maart en 26 juni 2008, achter gesloten deuren. Het onderzoek ter terechtzitting van de zaak met parketnummer 07.440241-07 heeft plaatsgevonden op 15 januari, 6 maart en 26 juni 2008, achter gesloten deuren. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr L.M.J. Leerkes, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. A.J. de Loor heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het met parketnummer 07.450167-07 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het met parketnummer 07.440241-07 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot jeugddetentie van 1 jaar, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering, hetgeen mede kan inhouden behandeling bij de FPK De Tender te Deventer, althans een soortgelijke instelling en tevens kan inhouden het ondergaan van alcohol-, urine- en bloedcontroles. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 420, [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 449 en [benadeelde partij 3] tot een bedrag van € 25, met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
Parketnummer 07.450167-07:
De verdachte dient van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte en uitgestreepte kopie dagvaarding).
Parketnummer 07.440241-07:
De verdachte dient van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Door de verdediging is aangevoerd, dat ter zake van het onder 1 ten laste gelegde geen sprake is van afpersing, nu geen sprake is van dreiging met geweld. Het lijkt erop, aldus de verdediging, dat verdachte zélf als dwangmiddel wordt ervaren, hetgeen onvoldoende zou zijn voor afpersing.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft, ook volgens zijn eigen verklaringen, meermaals op agressieve en dreigende toon het slachtoffer [benadeelde partij 1] om geld gevraagd en daarbij zodanige gebaren gemaakt, dat ondenkbaar moet worden geacht dat het daarbij zou gaan om een lening zonder dwang. De rechtbank merkt daarbij op dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte ooit een geldbedrag aan [benadeelde partij 1] heeft terugbetaald. Verdachte heeft bovendien, ook volgens zijn eigen verklaringen, bewerkstelligt dat [benadeelde partij 4] een geldbedrag aan hem heeft afgegeven, door tegen [benadeelde partij 4] te zeggen dat [benadeelde partij 1] anders grote problemen zou krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen verdachtes gedragingen en gebezigde bewoordingen niet anders worden uitgelegd dan als dreiging met geweld.
Tevens heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld, dat de verklaringen van verdachte die zijn afgelegd op 6 oktober 2007 buiten beschouwing moeten worden gelaten. Dit nu verdachte onder druk zou zijn gezet door de rechercheur en de verklaringen daarbij niet goed getoetst kunnen worden, nu deze niet in vraag/antwoord vorm zijn opgemaakt.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Verdachte heeft, blijkens het daartoe opgemaakte en door verdachte ondertekende proces-verbaal van verhoor, onder meer verklaard dat hij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] op een intimiderende en agressieve manier heeft benaderd en dat het niet zijn bedoeling was het verkregen geld terug te betalen.Van enige ontoelaatbare druk bij de totstandkoming van deze verklaring is niet gebleken. Verdachte heeft, zoals ook blijkt uit de verklaring van 7 oktober 2007, de volledige vrijheid gehad om anders te verklaren. Het feit dat de verklaringen niet zijn opgemaakt in vraag/antwoord vorm doet daaraan niet af. Het proces-verbaal van verhoor voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte en uitgestreepte kopie dagvaarding).
Van het in de zaak met parketnummer 07.450167-07 en in de zaak met parketnummer 07.440241-07 onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Parketnummer 07.450167-07:
Het onder 1 subsidiair bewezene levert op:
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezene levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 Wetboek van Strafrecht.
Parketnummer 07.440241-07:
Het onder 1 en 2 bewezene levert op:
Afpersing, meermalen gepleegd,
Strafbaar gesteld bij artikel 317 Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 juni 2008;
- een de verdachte betreffend pro justitia rapport d.d. 15 februari 2008 uitgebracht door drs. M. Hulst, gz-psycholoog;
- een adviesrapport van Tactus Reclassering d.d. 18 juni 2008
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
Uit de pro justitia rapportage d.d. 15 februari 2008 blijkt dat verdachte lijdt aan een ernstige gedragsstoornis. Hiermee samenhangend is er sprake van impulsregulatieproblemen en was er ten tijde van het onderzoek in het kader van de pro justitiarapportage sprake van alcohol- en drugsmisbruik. Verdachte vertoonde daarbij zodanige antisociale en narcistische kenmerken dat voor uitgroei naar een cluster B persoonlijkheidsstoornis gevreesd moet worden.
Naar aanleiding van deze rapportage is een behandeling bij De Tender gestart, in afwachting van een plaats in een behandelkliniek.
Uit de voorlichtingsrapportage van Tactus d.d. 18 juni 2008 blijkt dat verdachte zich, sinds de schorsing voorlopige hechtenis, houdt aan de afspraken met de Verslavingsreclassering van Tactus Verslavingszorg. Tevens blijkt dat verdachte weinig gemotiveerd is voor opname in een verslavingskliniek, maar wel gemotiveerd is voor een langdurige behandeling bij De Tender. Tactus adviseert dan ook dat een voorwaardelijke straf wordt opgelegd, met als bijzondere voorwaarde een toezicht bij de afdeling Verslavingsreclassering van Tactus Verslavingszorg te Zwolle, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij De Tender en meewerken met urine- en /of bloedcontroles.
De rechtbank neemt dit advies over en maakt dit tot het hare.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg.
Benadeelde partij
Parketnummer 07.450167-07:
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 25.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts ter zake van de aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 25 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3].
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5]. te [woonplaats] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 449.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts ter zake van de aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 449 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5].
Parketnummer 07.440241-07:
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te [woonplaats], rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 280. De rechtbank gaat bij het beoordelen van de vordering uit van de vordering zoals deze is ingediend door het slachtoffer, en niet van de interpretatie daarvan door de officier van justitie.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts terzake van de aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 280 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Parketnummer 07.450167-07:
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet bewezen en verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 subsidiair en onder 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Parketnummer 07.440241-07:
Het onder 3 ten laste gelegde is niet bewezen en verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 10 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering worden gebracht.
Van de jeugddetentie zal een gedeelte, groot 4 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Verslavingsreclassering van Tactus Verslavingszorg, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij De Tender en meewerken met urine- en /of bloedcontroles, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 25 (zegge: vijfentwintig euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van toewijzing tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 25, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 5]., gevestigd te [woonplaats], van een bedrag van € 449 (zegge: vierhonderd negenenveertig euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 29 oktober 2006, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 449, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5]., bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 5]. in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 5], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 280 (zegge: tweehonderd tachtig euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van toewijzing tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 280, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zijn vordering voor het overige niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter en plaatsvervangend kinderrechter, mrs. Ch.A.M. Heeregrave en G.M.J. Vijftigschild, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zeilstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2008.
Mrs. G.M.J. Vijftigschild en L.J.C. Hangx voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.