ECLI:NL:RBZLY:2008:BD7187

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
3 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630014-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van feitelijk overwicht door zich voor te doen als schoolarts en ontuchtige handelingen te bewegen

In deze zaak, die op 3 juli 2008 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, stond de verdachte terecht voor het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten waarbij de verdachte zich telefonisch voordeed als schoolarts en opzettelijk minderjarige meisjes tot ontuchtige handelingen beweegde. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie achtte alle ten laste gelegde feiten bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat de gedragingen van de verdachte niet als ontuchtige handelingen gekwalificeerd konden worden.

De rechtbank oordeelde dat de feiten 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte had door misleiding en misbruik van feitelijk overwicht minderjarigen bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen. De rechtbank benadrukte dat de intentie van de verdachte seksueel geladen was en dat de handelingen in strijd waren met de sociaal-ethische norm. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de slachtoffers zich na de gesprekken schaamtegevoelens ervoeren en dat de verdachte op geraffineerde wijze te werk ging door willekeurige telefoonnummers te bellen.

De rechtbank achtte de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden en 8 dagen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd een taakstraf van 180 uren opgelegd, met de voorwaarde dat de verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering zou houden, inclusief eventuele behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630014-08
Uitspraak: 3 juli 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats]
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 juni 2008.
De tenlastelegging
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 mei 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 18 december 2007 in de gemeente Zwolle telefonisch een of meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door zich telefonisch één of meermalen voor te doen als zijnde schoolarts en/of schooldokter, een persoon, [benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het één of meermalen (één voor één) laten uittrekken van één of meer kledingstukken, te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
art 248a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 februari 2007 in de gemeente Meppel telefonisch door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door zich telefonisch voor te doen als zijnde schoolarts en/of schooldokter en/of huisarts, een persoon, [benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum] waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het (één voor één) laten uittrekken van één of meer kledingstukken en/of (vervolgens) te doen plaatsnemen op een stoel en/of (daarbij) haar benen (gespreid) over de stoelleuningen te doen hangen, te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
art 248a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 22 oktober 2007 in de gemeente Ede telefonisch door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door zich telefonisch voor te doen als zijnde schooldokter, (een) perso(o)n(en), [[benadeelde partij 3]elde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] (respectievelijk) geboren op [geboortedatum] en [geboortedatum], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het (één voor één) laten uittrekken van één of meer kledingstukken en/of (vervolgens) die [benadeelde partij 3] te doen plaatsnemen op een stoel en/of (daarbij) haar benen (gespreid) over de stoelleuningen te doen hangen, te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
art 248a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 09 mei 2007 te Zuidwolde, gemeente De Wolden, telefonisch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door zich telefonisch voor te doen als zijnde schoolarts en/of schooldokter, (een) perso(o)n(en), [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6], (respectievelijk) geboren op [geboortedatum] en [geboortedatum], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het (één voor één) laten uittrekken van één of meer kledingstukken, te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 248a Wetboek van Strafrecht
De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten bewezen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat de gedragingen van verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen. Volgens de raadsman moet het daarbij gaan om handelingen van seksuele aard; het enkel (gedeeltelijk) laten uitkleden op zich of het op een bepaalde wijze laten gaan zitten is misschien wel een voorbereiding op ontuchtige handelingen, maar ook niet meer dan dat. De algemene verklaring van verdachte dat hij wel wilde dat de meisjes zichzelf aanraakten en dat hij tijdens het bellen wel eens masturbeerde, speelde niet bij de ten laste gelegde incidenten. Het opzet van verdachte lijkt wel gericht te zijn geweest op het laten plegen of dulden van ontuchtige handelingen, maar zover is het in geen enkel ten laste gelegd feit gekomen. Bij de feiten 1 en 2 heeft verdachte de telefoongesprekken zelf al beëindigd voordat het zover kon komen en daarmee is sprake van vrijwillige terugtred; bij de feiten 3 en 4 zou wellicht wel gesteld kunnen worden dat zich wel een poging heeft voorgedaan, maar dat is slechts bij feit 4 ten laste gelegd.
Het oordeel van de rechtbank
(t.a.v. feit 1)
De vaststaande feiten:
Op dinsdag 18 december 2007 kwam de heer [vader benadeelde partij 1 ] omstreeks 18.45 uur thuis. Op dat moment liep zijn dochter [benadeelde partij 1] de woonkamer binnen. Zij stond in haar hemdje met daaronder haar lange broek. Desgevraagd vertelde [benadeelde partij 1] dat ze gebeld was door de schoolarts. Haar broer [naam broer] vertelde dat er een hem onbekende man aan de telefoon was geweest die hem had gevraagd of zijn ouders thuis waren. Toen [naam broer] antwoordde dat zijn ouders niet thuis waren en dat hij op zijn zusje paste, werd hem gevraagd of zij aan de telefoon kon komen. De onbekende man vertelde [benadeelde partij 1] dat haar ouders en de juf van de school op de hoogte waren en dat hij enkele testjes met haar wilde doen. Vervolgens zei hij tegen [benadeelde partij 1] dat zij naar een ruimte moest gaan waar haar broer haar niet kon zien. Nadat [benadeelde partij 1] hieraan gevolg had gegeven werd tegen haar gezegd dat ze zich helemaal uit moest kleden. Nadat [benadeelde partij 1] zich helemaal had uitgekleed, op haar onderbroek na, werd de verbinding verbroken. Vervolgens belde dezelfde man opnieuw. [benadeelde partij 1] vertelde hem dat ze alleen nog maar haar onderbroek aan had. Daarna werd de verbinding opnieuw verbroken. De heer [vader benadeelde partij 1] verklaarde dat [benadeelde partij 1] duidelijk verward was over hetgeen haar was overkomen, dat hij kon merken dat ze emotioneel was en dat ze direct begon te huilen. De heer [vader benadeelde partij 1] kon merken dat ze zich op dat moment begon te beseffen dat ze “gebruikt” was.
[naam broer] en [benadeelde partij 1] zijn, onafhankelijk van elkaar, op 16 januari 2008 gehoord door een zedenrechercheur, tevens gecertificeerd studioverhoorder, in een daarvoor bestemde ruimte (studio) in het politiebureau Zwolle. Zij hebben verklaard overeenkomstig de aangifte door de heer [vader benadeelde partij 1].
Na een verkregen machtiging van de officier van justitie heeft de recherche bij de provider @home gevorderd bekend te maken wie op 18 december 2007 tussen 18.00 uur en 19.00 uur heeft gebeld naar het vaste telefoonnummer van de heer [vader benadeelde partij 1]. Naar aanleiding van deze vordering werd door @home bekend gemaakt dat op 18 december 2007 te 18.18:16 uur gedurende 136.5 seconden en te 18.23:59 uur gedurende 174.9 seconden op de vaste telefoonaansluiting van de heer [vader benadeelde partij 1] met het mobiele telefoonnummer [mobielnummer]. Gebleken is dat dit laatste telefoonnummer op naam is gesteld en in gebruik is bij verdachte. In totaal is 5 keer met dat mobiele nummer ingebeld op het telefoonnummer van de heer [vader benadeelde partij 1].
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij op 18 december 2007 telefonisch met [benadeelde partij 1] heeft gesproken, doch dat hij het feitencomplex wel herkent. Zo herinnert hij zich dat het jongetje, dat hij eerst aan de telefoon kreeg, hem desgevraagd vertelde dat zijn zusje thuis was. Verdachte heeft vervolgens dit zusje ([benadeelde partij 1]) aan de telefoon gevraagd en haar gezegd dat hij schoolarts was en proefjes met haar wilde doen. Tevens heeft hij haar gevraagd naar haar slaapkamer te gaan. Verdachte heeft het gesprek verbroken omdat hij dacht dat zijn echtgenote thuis kwam. Hij kan zich niet meer herinneren welke handelingen hij [benadeelde partij 1] heeft laten verrichten.
(t.a.v. feit 2)
Op zondag 11 februari 2007 werd om 8.08 uur gebeld naar het telefoonnummer van de heer [vader benadeelde partij 2], de vader van [benadeelde partij 2]. [benadeelde partij 2] nam de telefoon op. De heer [vader benadeelde partij 2] verklaarde dat [benadeelde partij 2] enkele minuten later angstig boven kwam, waarbij zij huilde. Ze was slechts gekleed in haar ondergoed en had haar pyjama in de hand. Desgevraagd vertelde [benadeelde partij 2] dat een man haar had gebeld met de mededeling dat hij huisarts was en dat de ouders van [benadeelde partij 2] er van wisten dat hij belde. Hij zei vervolgens tegen [benadeelde partij 2] dat ze haar pyjama uit moest trekken, hetgeen zij deed. Vervolgens zei hij haar dat zij met de benen over de stoel moest gaan zitten, waaraan [benadeelde partij 2] eveneens gevolg gaf. Vervolgens had de man haar gevraagd hoe het er uit zag. De heer [vader benadeelde partij 2] verklaart desgevraagd dat hij niet weet wat zijn dochter moest beschrijven maar dat hij denkt dat het haar kruis was. [benadeelde partij 2] heeft vervolgens tegen de man gezegd dat het er gewoon uit zag. Kort daarna verbrak de man de verbinding. [benadeelde partij 2] heeft aan de reactie van haar ouders gemerkt dat zij niet op de hoogte waren van het telefoongesprek, mede waardoor zij nog meer onzeker werd en overstuur raakte. De heer [vader benadeelde partij 2] heeft na dit incident contact opgenomen met zijn telefoonprovider om het telefoonnummer van de man die had gebeld te achterhalen; een dag later kreeg hij te horen dat op zondag 11 februari 2007 om 8.08 een inkomend gesprek was geweest met telefoonnummer [mobielnummer], welk gesprek 224 seconden had geduurd.
[benadeelde partij 2] is op 23 april 2007 gehoord door twee rechercheurs van de politie in het politiebureau Hoogeveen. Zij vertelde dat zij zondagmorgen vroeg om 8.00 uur de telefoon opnam en dat door een haar onbekende man gevraagd werd of haar papa en mama beneden waren. Nadat zij had geantwoord dat dit niet het geval was vertelde de man dat hij de huisarts was, dat de ouders van [benadeelde partij 2] op de hoogte waren van het telefoongesprek. Vervolgens vroeg de man aan [benadeelde partij 2] of zij haar pyjama uit wilde doen, hetgeen [benadeelde partij 2] deed. Daarna vroeg de man haar wat ze nog aan had. [benadeelde partij 2] antwoordde toen dat ze haar ondergoed nog aan had. De man vroeg haar vervolgens of zij ook haar onderbroek wilde uittrekken en op een stoel wilde gaan zitten, met haar benen over de leuning. Tijdens het verhoor bij de politie deed [benadeelde partij 2] voor hoe ze haar rechterbeen over de rechterleuning had gelegd en haar linkerbeen over de linkerleuning. Vervolgens werd de verbinding door de man verbroken.
Het mobiele nummer waarmee gebeld is naar de familie [vader benadeelde partij 2] op het bewuste tijdstipt, stond op naam van verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet ontkent dat hij het telefoonnummer van de heer [vader benadeelde partij 2] heeft gebeld, doch dat hij zich dit niet kan herinneren. Wel herkent hij de wijze waarop het gesprek met [benadeelde partij 2] verliep; dat was inderdaad de manier waarop hij zich voorstelde en de vragen aan het kind stelde zoals hij gewoon was te doen. Verdachte verklaart echter zich nooit als huisarts, doch altijd als schoolarts te hebben voorgedaan.
(t.a.v. feit 3)
De heer [vader benadeelde partij 3 en 4] verklaart dat zijn dochters, [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4], op 22 oktober 2007 alleen thuis waren. De heer [vader benadeelde partij 3 en 4] en zijn echtgenote waren omstreeks 15.50 uur vertrokken om boodschappen te doen en kwamen om 16.45 uur weer terug. Bij terugkomst constateerde hij dat beide dochters bloot waren; desgevraagd verklaarde [benadeelde partij 3] dat dit van de dokter moest. [benadeelde partij 4] had op dat moment nog de telefoon in haar handen. De heer [vader benadeelde partij 3 en 4] hoorde een volwassen mannenstem door de telefoon zeggen: “Hallo”. Nadat zijn echtgenote de telefoon had overgenomen werd de verbinding verbroken. [benadeelde partij 4] verklaarde dat een man had gebeld en zich had voorgesteld als schooldokter; hij wilde een aantal testjes doen met de kinderen. Hij had de kinderen gevraagd om hun kleren uit te doen en vervolgens gezegd dat [benadeelde partij 3] op een stoeltje moest gaan zitten met de benen over de leuning heen, met de rug naar [benadeelde partij 4] toe. Beide dochters verklaarden dat hen niet gevraagd was om met hun vinger bij hun plasser iets te doen.
Verdachte kan zich het voorval herinneren, omdat hij de moeder van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] aan de telefoon kreeg. Voor zover hij zich herinnert klopt de inhoud van het verhaal van de kinderen. Hij heeft zich ook hier zoals hij altijd deed weer uitgegeven als schoolarts. Hij vroeg aan het ene meisje om tegen het andere meisje te zeggen dat ze op een stoel met leuningen moest gaan zitten, waarna ze een been over elk een leuning moest hangen, omdat de vagina dan open gaat staan. Verdachte erkent dat hij niet alleen op 22 oktober 3 keer naar het telefoonnummer van de familie [vader benadeelde partij 3 en 4] heeft gebeld, maar drie dagen later nogmaals 2 keer.
(t.a.v. feit 4)
Mevrouw [moeder benadeelde partij 5], moeder van [benadeelde partij 5], verklaart dat haar dochter op 9 mei 2007 alleen thuis was met een vriendinnetje, [benadeelde partij 6]. Van de moeder van [benadeelde partij 6] kreeg mevrouw Venema te horen dat een man had gebeld die zich voor arts had uitgegeven en die had geprobeerd de kinderen te bewegen zich uit te kleden, met de mededeling dat hun ouders daar toestemming voor hadden gegeven. [benadeelde partij 5] vertelde haar moeder later dat de telefoon even voor 14.00 uur was gegaan en dat een man haar had gevraagd of haar ouders thuis waren. Toen bleek dat [benadeelde partij 5] alleen met een vriendinnetje was vertelde de man dat hij schoolarts was en aan de telefoon onderzoek deed. Hij zei tegen [benadeelde partij 5] dat ze haar broek en haar onderbroek moest uittrekken en dat ze daarna de telefoon aan [benadeelde partij 6] moest geven, die vervolgens hetzelfde verzoek kreeg. [benadeelde partij 5] antwoordde dat ze al haar kleren nog aan had en gooide vervolgens de hoorn op de haak. Noch [benadeelde partij 5], noch [benadeelde partij 6] heeft kleren uitgetrokken. Hierna werd er nog een keer gebeld. [benadeelde partij 5] zag dat er met een onbekend nummer werd gebeld, net als de keer er voor. Ze heeft de telefoon toen niet opgepakt omdat ze bang was dat het weer dezelfde man was.
Mevrouw [moeder benadeelde partij 6], moeder van [benadeelde partij 6], verklaart dat haar dochter haar de bewuste middag belde met de vraag of zij (haar moeder) was gebeld met de vraag of zij ([benadeelde partij 6]) proefjes wilde doen. Desgevraagd vertelde [benadeelde partij 6] dat er een man aan de telefoon was geweest die rare dingen vroeg. Later op de dag vertelde [benadeelde partij 6] dat de man had gevraagd of zij en [benadeelde partij 5] hun broek en onderbroek uit wilden doen.
Verdachte kan zich vaag herinneren dat hij twee meisjes aan de telefoon heeft gehad; hij herkent zich wel in de wijze waarop de meisjes verklaren hoe het gesprek aan de telefoon is verlopen. Bovendien verklaart verdachte dat men hem heeft laten zien dat uit de onderzoeksgegevens blijkt dat hij 2 keer heeft gebeld. De reden om op woensdagmiddag te bellen werd ingegeven door de omstandigheid dat kinderen dan vaak vrij zijn van school.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte 3 keer door misleiding personen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze minderjarig waren, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen (feit 1 tot en met 3), en dat hij dat 1 keer heeft gepoogd (feit 4).
De rechtbank is van oordeel, dit in tegenstelling tot de raadsman, dat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als het bewegen van minderjarigen tot het plegen van ontuchtige handelingen. Als maatstaf dient daarbij te worden gehanteerd dat sprake is van ontucht bij handelingen, gericht op seksueel contact althans contact van seksuele aard in strijd met de heersende sociaal-ethische norm. Het doel van de zedelijkheidswetgeving is in dit kader het beschermen van de seksuele integriteit van personen, die daartoe zelf niet in staat zijn. De Hoge Raad heeft reeds uitgemaakt dat contact in de zin van lichamelijke aanraking niet vereist is voor het bewezen verklaren van ontucht.
De vraag of er sprake is van ontucht, dient te worden beantwoord in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten, neemt de rechtbank op de eerste plaats in aanmerking dat de bedoeling van verdachte seksueel geladen was. Het feit dat verdachte de meisjes misleidde, door zich voor te doen al schoolarts, teneinde hen te bewegen de kleren uit te trekken, kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm slechts worden gezien als een handeling van verdachte met een seksuele bedoeling. De intentie van verdachte blijkt voorts uit zijn verklaring, dat hij met de vraag aan de meisjes om hun benen over de leuning van de stoel te leggen, beoogde dat hun vagina open zou gaan.
Op de tweede plaats heeft verdachte de meisjes welbewust misleid om handelingen te verrichten, die de meisjes uit eigen beweging niet zouden verrichten. Verdachte heeft door een dergelijke handelwijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de meisjes. Tot slot ervoeren de meisjes schaamtegevoelens na afloop van de gesprekken.
Daarmee is het naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat er sprake is geweest van contact van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm, ook al vond dit contact plaats door de telefoon, zonder dat verdachte de meisjes kon zien. De rechtbank is daarmee aldus van oordeel dat onder deze omstandigheden reeds het bewegen van de meisjes om zich uit te kledenontucht oplevert.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op 18 december 2007 in de gemeente Zwolle telefonisch meermalen door misleiding, te weten door zich telefonisch meermalen voor te doen als zijnde schoolarts, [benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het (één voor één) laten uittrekken van één of meer kledingstukken, te plegen;
2. op 11 februari 2007 in de gemeente Meppel telefonisch door misleiding, te weten door zich telefonisch voor te doen als zijnde schoolarts, [benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum] waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het (één voor één) laten uittrekken van één of meer kledingstukken en (vervolgens) plaatsnemen op een stoel en (daarbij) haar benen (gespreid) over de stoelleuningen te doen hangen, te plegen;
3. op 22 oktober 2007 in de gemeente Ede telefonisch door misleiding, te weten door zich telefonisch voor te doen als zijnde schooldokter, [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4], (respectievelijk) geboren op [geboortedatum] en [geboortedatum], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het (één voor één) laten uittrekken van één of meer kledingstukken en (vervolgens) die [benadeelde partij 3] te doen plaatsnemen op een stoel en (daarbij) haar benen (gespreid) over de stoelleuningen te doen hangen, te plegen;
4. op 09 mei 2007 te Zuidwolde, gemeente De Wolden, telefonisch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door misleiding, te weten door zich telefonisch voor te doen als zijnde schoolarts, [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6], (respectievelijk) geboren op [geboortedatum] en [geboortedatum], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het (één voor één) laten uittrekken van één of meer kledingstukken, te w plegen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid
Blijkens het psychiatrisch onderzoek, uitgebracht d.d. 14 april 2008 door C.J.M. Vredeveld, psychiater, leed verdachte op het moment van het plegen van het bewezen verklaarde aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens (AS-I stoornis parafilie/pedofilie, exclusief type) met daarbij mogelijk ook nog elementen van reactief depressieve symptomatologie op basis van onvoldoende verwerkt rouwproces. Op grond hiervan wordt verdachte blijkens het rapport aan het bewezen verklaarde als licht verminderd toerekeningsvatbaar ingeschat. De rechtbank onderschrijft dit oordeel van de psychiater en maakt het tot het hare.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 45
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De strafoplegging
De eis van de officier van justitie
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4:
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dit inhoudt behandeling in De Waag of een soortgelijke instelling.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte is licht verminderd toerekeningsvatbaar en door stress/spanningen tot de hem ten laste gelegde gedragingen gebracht. Hij is bereid om aan zijn problematiek te werken; reeds is een behandeling gestart bij De Waag. Met behulp van zijn echtgenote probeert verdachte de verleiding te weerstaan om in herhaling te vallen. Hij realiseert zich de impact voor de gezinnen van de gebelde meisjes. De straf en de proeftijd die door de officier van justitie zijn geëist zijn buiten proportie; de verdediging bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke straf met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde het houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook wanneer dit inhoudt behandeling bij De Waag. Verdachte is overigens bereid om een werkstraf te verrichten.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dit tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en met het feit dat verdachte, zoals blijkt uit meerdere rapporten, zich in de eerste plaats zorgen lijkt te maken over zichzelf en over zijn toekomst (met betrekking tot zijn huwelijk en zijn baan) en voor het eerst ter terechtzitting ervan blijk heeft gegeven dat hij zich realiseert wat hij zijn slachtoffers – allen zeer jeugdige meisjes – heeft aangedaan. Verdachte is op een uiterst geraffineerde wijze te werk gegaan, waarbij zijn modus operandi bestond uit het bellen van willekeurige telefoonnummers op tijdstippen (woensdagmiddag en ’s ochtends vroeg in de weekenden) waarop de kans hoog was dat hij direct een kind aan de telefoon zou krijgen. Door zich voor te doen als schoolarts heeft hij op grove wijze nietsvermoedende kinderen bewogen tot ontuchtige handelingen die zij uit eigen beweging niet zouden uitvoeren en daarbij misbruik gemaakt van hun kinderlijke naïviteit. Bij de politie heeft verdachte verklaard meer dan honderd telefoontjes te hebben gepleegd; ter terechtzitting is verdachte hierop teruggekomen en heeft hij verklaard dat dit ongeveer 20 tot 40 telefoontjes moeten zijn geweest. Wat hiervan ook moge zijn, de rechtbank is van oordeel dat verdachte zichzelf geen enkele beperking heeft opgelegd en steeds wanneer hij daartoe aandrang voelde, op zoek is gegaan naar telefonisch contact met zeer jonge meisjes teneinde hen te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen bij zichzelf. Daarbij komt dit verdachte reeds eerder is veroordeeld terzake het bezit van kinderporno. Ondanks de therapie die verdachte in de nasleep van die veroordeling heeft gevolgd, en ondanks het gegeven dat de echtgenote van verdachte er op toezag dat verdachte niet opnieuw in de verleiding zou komen om kinderporno te downloaden, is verdachte er op een andere wijze in geslaagd om in contact te komen met minderjarigen en hen te betrekken in zijn eigen pedoseksuele lustgevoelens. Dit klemt te meer, nu hij de kinderen heeft verleid tot ontuchtige handelingen in hun eigen huis, een plek waar een kind zich veilig hoort te voelen en waar het, zeker op die plek, gevrijwaard zou moeten blijven van dergelijke handelingen. De impact op de gezinnen van de slachtoffers is groot; de ouders zijn geschokt en voelden zich machteloos.
De rechtbank betrekt in haar oordeel de omstandigheid dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. De kans op recidive acht de rechtbank aanwezig, waarbij de rechtbank zich aansluit bij het standpunt van de psychiater, inhoudende dat de kans op recidive laag-gemiddeld moet worden ingeschat.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd. Als onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd de duur van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 38 dagen. Tevens zal de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Daarnaast zal een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden als hierna te melden worden opgelegd, gelet op de hierboven geschetste kans op recidive; een proeftijd van 5 jaar, zoals voorgestaan door de officier van justitie, acht de rechtbank echter te lang. Volstaan zal worden met het opleggen van een proeftijd van 3 jaar.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde opleggen een verplicht contact met de reclassering, ook als dit inhoudt behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. De rechtbank is van oordeel dat een behandeling van verdachte is geïndiceerd, waarbij de rechtbank zich, naast het rapport van de psychiater, mede baseert op het plan van aanpak als opgesteld door de reclassering d.d. 18 juni 2008.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1 tot en met 3:
Het door giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden.
T.a.v. feit 4:
Poging tot het door giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING
T.a.v. feit 1 tot en met 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden en 8 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijze andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, óók wanneer dit inhoudt behandeling in De Waag of een soortgelijke instelling, met opdracht aan de die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank legt aan verdachte voorts op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 180 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. Ch.A.M. Heeregrave en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van J. Zeilstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2008.
Mr. A.J. Louter voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.