RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440060-08
Uitspraak: 10 juli 2008
[verdachte]
geboren op [geboorteplaats],
verblijvende in het Huis van Bewaring Zwolle, te Zwolle
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting terzake de onder 1 ten laste gelegde poging moord en onder 2 ten laste gelegde poging doodslag gevorderd:
- verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid te ontslaan van alle rechtsvervolging;
- de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis te gelasten voor de duur van een jaar.
Tevens heeft zij gevorderd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, mevrouw [benadeelde partij] te [woonplaats], tot een bedrag van € 6000, met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat bij verdachte, gezien het feit dat hij handelde onder invloed van een psychose, geen sprake kan zijn van voorbedachte raad.
De toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten staat los van de vraag of er sprake is geweest van voorbedachte raad. Voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad is vereist dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de bewijsmiddelen en met name de verklaringen van verdachte zoals deze ook ter zitting zijn gedaan, blijkt dat deze gelegenheid ten aanzien van feit 1 heeft bestaan. Of de keuzevrijheid van de verdachte ten tijde van dit feit zodanig was aangetast dat het bewezenverklaarde niet aan hem kan worden toegerekend, is relevant voor de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte, maar maakt niet dat er geen sprake is geweest van voorbedachte raad. Het planmatig handelen door verdachte blijkt onder meer uit het navolgende:
- Verdachte heeft verklaard, dat hij een soort opdracht kreeg dat het slachtoffer dood moest;
- Verdachte heeft verklaard, dat hij deze opdracht of gedachte kreeg in het huis van zijn moeder;
- Verdachte is vervolgens lopend over straat naar de echtelijke woning gelopen, waar hij zo’n 10 minuten later aan is gekomen;
- Verdachte heeft, nadat hij aan is gekomen bij de echtelijke woning, het slachtoffer in de borst gestoken.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd.
Uit de verklaringen van verdachte en het slachtoffer van feit 2 blijkt dat in dat geval geen sprake is geweest van een eerder genomen besluit tot het doden van het slachtoffer. Ter zake het onder 2 ten laste gelegde feit is de rechtbank dan ook van oordeel dat er geen sprake is van voorbedachte raad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte en uitgestreepte kopie dagvaarding)
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het onder 1 bewezene levert op:
strafbaar gesteld bij artikel 289 juncto 45 Wetboek van Strafrecht
Het onder 2 bewezene levert op:
strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht
STRAFBAARHEID VAN DE DADER
Ter beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, heeft de rechtbank een tweetal pro justitia rapportages ontvangen. Het betreft een psychiatrische rapportage d.d. 30 mei 2008 van dr. C.J.F. Kemperman, zenuwarts en een psychologische rapportage d.d. 27 mei 2008 van drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut. Tevens is dr. Kemperman ter zitting gehoord.
In de rapportage van 27 mei 2008 stelt drs. Kobussen:
“[Verdachte] heeft geprobeerd controle over zijn negatieve gevoelens uit te oefenen, maar de situatieve stress van de zorg voor zijn zoon, de echtscheiding en de boodschap van zijn vader in combinatie met slaapgebrek heeft zijn draagkracht overschreden. Betrokkene verloor de grip op de realiteit en had verstoorde waarnemingen in de vorm van stemmen en opdrachten van ‘boven’ met negatieve gevoelens over zichzelf (…)De tenlastegelegde feiten 1 en 2, indien bewezen, zijn het gevolg van een depressieve stoornis met psychotische kenmerken in reactie op situatieve stress. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, adviseert ondergetekende om betrokkene volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. Zolang betrokkene niet leert om te gaan met spanningen en zijn gevoelens in stressituaties niet weet te controleren, bestaat de kans dat hij zijn draagkracht wederom overschrijdt, wat de prognose somber maakt indien betrokkene niet behandeld wordt(…)
In de aanloop naar het tenlastegelegde feit is echter een duidelijke opbouw van spanningen geweest. Er zijn meerdere situatieve stressfactoren nodig om de draagkracht van betrokkene opnieuw te overschrijden. Betrokkene is zonder de aanwezigheid van situatieve stressfactoren niet gevaarlijk.”
Drs. Kobussen adviseert het opleggen van de maatregel “plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis” op grond van artikel 37 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
In de rapportage van 30 mei 2008 stelt dr. Kemperman:
“Over het psychiatrisch toestandsbeeld rond de litigieuze datum kan opgemerkt worden dat er destijds sprake was van een zeer hoog stressniveau door verschillende life-events. Betrokkene zegt dat hij handelde zonder er bewust met zijn hoofd ‘bij’ te zijn geweest. Hij had waanideeën, hoorde stemmen, bewerkte een boek met een mes om de invloed daarvan ongedaan te maken en probeerde zich met een usb kabeltje te verhangen (…)
Men kan het voormelde beeld duiden als een kortdurende psychotische reactie bij veel spanning. Hij voelde zich ‘vervloekt’, [slachtoffer] was dit ook en hij kreeg de ‘opdracht’ hem te doden. Nu is dat weer voorbij. Er kan nu ook niet gesproken worden van een persoonlijkheidsstoornis (…)
Qua toerekenbaarheid kan men opmerken dat deze als niet aanwezig kan worden ingeschat. Zijn gedrag paste bij een psychose en niet bij zijn normale functioneren
Ook dr. Kemperman adviseert de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Ter zitting heeft dr. Kemperman zijn advies toegelicht en daarbij aangegeven, zakelijk weergeven, onder meer :
Een psychose kan in maanden, weken, maar ook in enkele dagen ontstaan. Bij verdachte is dit wellicht veroorzaakt door zijn eigen grenzeloosheid. Hij blijft bezig voor mensen en is ook beïnvloedbaar.
De psychose is in dit geval enkele dagen voor het feit zichtbaar geweest. Een leek kan dit herkennen. Het gedrag van verdachte op de boerderij was een voorbeeld van een psychose. Dat verdachte daarna ook ‘normaal’ heeft gehandeld, kan voor komen. Dit zijn zogenaamde “eilanden van goed functioneren”.
In mijn rapport ben ik tot de conclusie gekomen, dat verdachte moet worden behandeld in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit is noodzakelijk, omdat verdachte om moet leren gaan met stress en om hem minder grenzeloos te maken. Op dit moment is er geen sprake meer van een psychose, maar een opstapeling van stressfactoren zou tot een nieuwe psychose kunnen leiden. Indien verdachte nu direct terug zou mogen keren naar de samenleving, zal de stress en dus het gevaar voor zichzelf of anderen groot zijn. Door een, mogelijk deels ambulante, behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis wordt de kans op recidive zo klein mogelijk gemaakt.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt die tot de hare.
De rechtbank is van oordeel, dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van rechtsvervolging.
OPLEGGING VAN EEN MAATREGEL
Uit de voornoemde rapportages en de verklaring ter zitting van dr. Kemperman, blijkt dat verdachte zonder behandeling een gevaar voor zichzelf en anderen oplevert. Beide deskundigen zijn dan ook tot de conclusie gekomen, dat de maatregel ‘plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis’ dient te worden opgelegd.
De rechtbank neemt dit advies over en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van verdachte en anderen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar eist ter zake de onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten.
De oplegging van de maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 37 en 39 Wetboek van Strafrecht.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] te [woonplaats], rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte bewezen verklaarde feiten. De hoogte van die schade is, gelet op de gegeven toelichting, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 6000.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts terzake van deze vordering aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 6000 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege niet strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
De rechtbank legt de verdachte op de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 6.000 (zegge: zes duizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis, tot aan de dag van voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 6.000, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zestig dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Ch.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. G.M.J. Vijftigschild en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zeilstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2008.
Mrs. G.M.J. Vijftigschild en L.J.C. Hangx, voornoemd, waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.