ECLI:NL:RBZLY:2008:BD6498

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630379-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 5 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijk brand stichten. De tenlastelegging betrof het opzettelijk in brand steken van een bankstel in een woning, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij een brandende sigaret in de woonkamer heeft weggeschoten, zonder te weten waar deze terechtkwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de risico's, gezien eerdere branden in de woning. De rechtbank achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de tenlastelegging en legde een jeugddetentie op van 360 dagen, waarvan 274 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 200 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de rapportages van deskundigen die de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte bevestigden. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder deelname aan hulpverleningstrajecten. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van de verdachte en de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630379-07
Uitspraak: 5 juni 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[naam]
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter besloten terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J.H. Mühlstaff, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. C.L. van Kooten, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 360 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 274 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd aan de aanwijzingen en de voorschriften van de jeugdreclassering zal houden en opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
ONTVANKELIJKHEID VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De verdediging heeft gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank verwerpt het verweer nu dit op geen enkele wijze onderbouwd is.
BEWIJS
Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij bij het verlaten van de woning aan de [adres] een nog brandende sigaret heeft weggeschoten richting de woonkamer, dat hij niet wist waar de sigaret terecht was gekomen, dat hij wist dat de bank in de woonkamer kapot was en dat hij wist dat die bank bestond uit brandbaar materiaal. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte bekend was met de risico’s van het ontstaan van een brand in die woning aangezien verdachte op de hoogte was van een eerdere brand in die woning. De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder de hiervoor genoemde omstandigheden zich welbewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de door hem weggeschoten en tevoren niet uitgemaakte sigaret brand deed ontstaan op de bank en vervolgens in de woning aan de [adres].
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
Hij op 2 december 2007 in de gemeente Deventer opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende sigaret in aanraking gebracht met een bankstel, ten gevolge waarvan dat bankstel geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en de naast en onder die woning gelegen woningen ([adres] en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woningen bevindende personen te weten [naam] en [naam] en [naam] en/of andere (tot nu toe onbekend gebleven) personen, te duchten was.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank vindt in dit geval een gedeeltelijk (on)voorwaardelijke jeugddetentie in combinatie met een hoge werkstraf noodzakelijk omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zou worden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat in het bijzonder laten meewegen dat de verdachte, nadat hij terug was gegaan om zijn mobiele telefoon op te halen en had gezien dat de bank in de woonkamer in brand stond, geen enkel initiatief heeft getoond om de brand te blussen dan wel mensen te waarschuwen. Door op deze wijze te handelen is verdachte voorbijgegaan aan de gevaren en risico’s van die brand voor die woning en de daaronder en daarnaast gelegen woningen. Tevens is verdachte volstrekt voorbijgegaan aan de gevaren en risico’s voor de personen die redelijkerwijs konden worden verondersteld in die woningen aanwezig te zijn en in ieder geval – zoals verdachte wist – op [nummer] ook daadwerkelijk aanwezig waren en zich zelfs in een slapende toestand bevonden.
Het gegeven dat verdachte wegens een brand in zijn ouderlijke woning in 2006, zelf ternauwernood aan de dood is ontsnapt en hij - naar eigen zeggen - bij het zien van de onderhavige brand in shock raakte, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte op geen enkele wijze pogingen heeft ondernomen om melding te maken van de brand.
Voorts acht de rechtbank het zeer kwalijk dat verdachte zijn buiten wachtende vrienden heeft aangezet tot het vertellen van leugens over verdachte’s en hun aanwezigheid ter plaatse.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 april 2008;
rapportages d.d. 31 januari 2008 en 20 mei 2008 uitgebracht door de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Zwolle;
een de verdachte betreffende adviesrapportages Jeugdreclassering d.d. 11 april 2008 en 14 mei 2008 uitgebracht door Bureau Jeugdzorg Overijssel;
een de verdachte betreffend multidisciplinair Pro Justitia rapport d.d. 27 april 2008 uitgebracht door drs. F.P. Bish, forensisch psychiater;
een de verdachte betreffend rapport psychologisch onderzoek d.d. 15 mei 2008 uitgebracht door drs. R.E.G. Bini, psycholoog;
de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De rechtbank neemt de in voornoemde rapporten van drs. R. Bini en drs. F.P. Bish vervatte conclusies betreffende de volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte over en maakt die tot de hare. De rechtbank doet dit tevens en nadrukkelijk met betrekking tot het (nog) niet kunnen nemen van verantwoordelijkheid voor de consequenties van zijn gedragingen door verdachte.
Daarnaast onderschrijft de rechtbank het belang van het door het Bureau Jeugdzorg Afdeling Jeugdreclassering ingezette traject en zal de door genoemd Bureau voorgestelde voorwaarden als bijzondere voorwaarden opleggen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 77a, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 360 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering worden gebracht.
Van de jeugddetentie zal een gedeelte, groot 274 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld:
- dat verdachte zal deelnemen aan het hulpverleningstraject van TACTUS verslavingszorg;
- dat verdachte zal deelnemen aan het traject van de BOP-Academie.
- dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar alle andere voorschriften en aanwijzingen, te geven door het Bureau Jeugdzorg Overijssel, jeugdreclassering, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 200 uren, te voltooien binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen jeugddetentie, althans een aantal dagen jeugddetentie dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. G.M.J. Vijftigschild, kinderrechter als voorzitter, mrs. I.F. Clement en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2008.