ECLI:NL:RBZLY:2008:BD6494

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440049-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met bedreiging en braak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 5 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van diefstal. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed binnen zijn bereik heeft gebracht door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten 1 en 3, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat dit niet bewezen kon worden.

Tijdens de zitting op 22 mei 2008 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.R. Maarsingh. De officier van justitie, mevrouw mr. A.E.M. Doedens, eiste een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden. De rechtbank heeft echter, na het horen van de verdediging en het bewijs, geoordeeld dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de diefstal van de auto, aangezien hij de medeverdachte hielp door de auto te besturen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals blijkt uit de justitiële documentatie en rapporten die zijn ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440049-08
Uitspraak: 5 juni 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum]
verblijvende in [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mevrouw mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 en 3 ten laste gelegde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding).
Van het onder 1 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu van een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte geen sprake zou zijn geweest.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging. De diefstal van de auto van [naam] was niet mogelijk geweest zonder verdachte, nu zijn medeverdachte geen auto kon besturen en verdachte, na aansporing daartoe van zijn medeverdachte, achter het stuur van de auto van [naam] is weggereden, samen met zijn medeverdachte.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1.
Diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 310 j° 312 Wetboek van Strafrecht;
3.
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed binnen zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 j° 311 Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf (onvoorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week) die de verdachte bij vonnis d.d. 19 mei 2008 van de Politierechter te Deventer terzake van diefstal is opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 april 2008;
een de verdachte betreffend rapport d.d. 14 april 2008 uitgebracht door de heer L.K. Feiken (Tactus);
de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. Ch.A.M. Heeregrave en I.F. Clement, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2008.