RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440049-08
Uitspraak: 5 juni 2008
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum]
verblijvende in [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mevrouw mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 en 3 ten laste gelegde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
De verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding).
Van het onder 1 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu van een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte geen sprake zou zijn geweest.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging. De diefstal van de auto van [naam] was niet mogelijk geweest zonder verdachte, nu zijn medeverdachte geen auto kon besturen en verdachte, na aansporing daartoe van zijn medeverdachte, achter het stuur van de auto van [naam] is weggereden, samen met zijn medeverdachte.
1.
Diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 310 j° 312 Wetboek van Strafrecht;
3.
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed binnen zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 j° 311 Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf (onvoorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week) die de verdachte bij vonnis d.d. 19 mei 2008 van de Politierechter te Deventer terzake van diefstal is opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 april 2008;
een de verdachte betreffend rapport d.d. 14 april 2008 uitgebracht door de heer L.K. Feiken (Tactus);
de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. Ch.A.M. Heeregrave en I.F. Clement, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2008.