ECLI:NL:RBZLY:2008:BD6197

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400366-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met verwerping beroep op putatief noodweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De officier van justitie, mr. G. van der Zee, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 19 oktober 2007, waarbij de verdachte en het latere slachtoffer, [naam], elkaar tegenkwamen in Zwolle. Na een woordenwisseling ontstond er een handgemeen, waarbij de verdachte het slachtoffer een knie in het gezicht gaf en hem vervolgens op zijn hoofd schopte terwijl hij op de grond lag. Getuigen verklaarden dat de verdachte doelbewust het slachtoffer op het hoofd trapte, wat leidde tot een hersenschudding en andere verwondingen bij het slachtoffer.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, het slachtoffer meerdere keren had geschopt en dat hij daarmee bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. Het beroep op (putatief) noodweer werd verworpen, omdat de rechtbank van mening was dat er geen sprake was van een onmiddellijke dreiging die een verdediging rechtvaardigde. De verdachte had de confrontatie zelf opgezocht door achter het slachtoffer aan te rennen, die al op de vlucht was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf gelast.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnrs.: 07/400366-07
07/400595-05 (vordering tenuitvoerlegging)
Uitspraak: 10 juni 2008 (promis)
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[naam]
geboren op [geboortedatum]
wonende [adres]
thans in voorarrest verblijvende in de [verblijfplaats]
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. G. van der Zee, heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd voor het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 07/400366-07 tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten van de in de zaak met parketnummer 07/400595-05 bij vonnis d.d. 29 november 2005 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank (onder meer) aan verdachte opgelegde
5 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf.
TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
FORMELE VOORVRAGEN
De rechtbank ziet geen reden om te beslissen tot nietigheid van de dagvaarding, de onbevoegdheid van de rechtbank, de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie of de schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
a) vaststaande feiten
Op 19 oktober 2007 tussen 01.00 uur en 02.00 uur komen het latere slachtoffer [naam] en verdachte elkaar tegen op de [straat] te Zwolle. [naam] komt uit de richting van de Febo aan de [straat] en is alleen. Verdachte komt uit de [straat] en is samen met zijn vrouw [naam echtgenote]. Na een korte woordenwisseling tussen [naam] en verdachte ontstaat tussen hen beiden een handgemeen.
Na een eerste fysieke confrontatie loopt [naam] in de richting van [naam echtgenote]. [naam echtgenote] roept dat [naam] iets in zijn hand heeft. Verdachte rent dan naar [naam] toe. [naam] rent er hard vandoor. Daarbij komt hij over een fietsenstalling/-rek te vallen. [naam] staat weer op, waarna [naam] en verdachte tegenover elkaar komen te staan.
b) t.a.v. het primair tenlastegelegde
- in zijn verklaring tegenover de politie heeft verdachte als volgt verklaard over wat er is gebeurd nadat hij en het slachtoffer [naam] tegenover elkaar kwamen te staan: “Ik was gepikeerd door mijn been. Ik wilde vechten. Wederwoord geven fysiek. Ik hoorde [naam] schreeuwen: “Ik geef me over, ik geef mij over.” Ik zag dat hij toen toch weer naar voren kwam. Toen kwam er een worsteling. Slaan onderling, jassen trekken, schoppen, knieën. Ik kreeg ook klappen. Op een gegeven moment gaf ik [naam] een knie. Ik had zijn jas vast met beide handen. Zijn hoofd naar beneden getrokken doordat ik zijn jas vast had. Ik gaf hem toen een knie. Dat deed ik met mijn rechter knie. Ik raakte hem aan de zijkant van zijn hoofd denk ik. Het was goed raak. Ik schrok. Ik zag [naam] in elkaar zakken.” Vervolgens is er volgens verdachte ingegrepen door een jongen en een meisje .
- Getuige [naam] heeft verklaard dat zij twee vechtende jonge mannen zag, die over en weer duwden en trokken. Zij stond op ongeveer 15 meter van de ruzie. Op een gegeven moment viel één van die jongens gestrekt achterover en bleef liggen. Zij verklaart vervolgens dat zij zag dat die andere jongen hem doelbewust op het hoofd trapte. Volgens haar 2 à 3 keer. Hij deed dit met zijn hak in een neerwaartse beweging. Dat was voor deze getuige en haar man het moment om in te grijpen.
- Getuige [naam] heeft ook gezien dat er twee jongens ruzie hadden en elkaar sloegen. Op een gegeven moment viel er één op de grond en bleef deze op de grond liggen. De andere jongen trapte hem op zijn hoofd. Volgens hem ongeveer 3 keer. Dat deed hij met zijn hak. Op dat moment heeft hij ingegrepen door er tussen te springen.
- [naam] heeft een hersenschudding opgelopen, alsmede een forse zwelling en een blauwe plek op de linker slaap. Hiervan wordt reeds melding gemaakt in het op 19 oktober 2007 opgemaakte proces-verbaal van aangifte.
Verdachte ontkent weliswaar het slachtoffer nog te hebben geschopt nadat hij op de grond terecht was gekomen, maar de rechtbank is er van overtuigd dat verdachte het slachtoffer toen nog meermalen tegen zijn hoofd heeft geschopt. Zij ontleent die overtuiging in belangrijke mate aan de verklaringen van de beide getuigen [naam] Dit zijn twee onafhankelijke getuigen die redelijk gedetailleerd en eensluidend hebben verklaard over wat zij van nabij hebben kunnen waarnemen. Er is geen reden om aan deze getuigenverklaringen te twijfelen.
Door aldus eerst een knietje te geven en vervolgens ook tegen het hoofd van het slachtoffer te schoppen heeft verdachte, zo hij daarop al niet het opzet had, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 19 oktober 2007 in de gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[naam], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam] bij diens jas, althans bij diens kleding, heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens die [naam] aan diens jas, althans aan diens kleding, naar beneden heeft getrokken en daarbij die [naam] een knietje in/tegen het gezicht, althans tegen diens hoofd, heeft gegeven en vervolgens staande naast die [naam], terwijl deze op de grond was gelegen, op/tegen het hoofd van die [naam] heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De raadsman van verdachte heeft een beroep gedaan op (putatief) noodweer en op psychische overmacht. Hij heeft daartoe het navolgende aangevoerd. Er was sprake van een gevecht over en weer. Verdachte hoorde op een gegeven moment zijn vrouw zeggen dat het slachtoffer iets glimmends in zijn hand zou hebben. Uitgaande van die mededeling verkeerde verdachte in de, achteraf onjuist gebleken, veronderstelling dat hij zijn vrouw tegen het slachtoffer moest verdedigen. Daarbij heeft een rol gespeeld dat verdachte impulsief is en paranoïde trekken vertoont, zoals staat te lezen in de psychiatrische rapportage. Mede onder invloed van deze paranoïde trekken voelde verdachte zich genoodzaakt om zijn vrouw tegen het slachtoffer te verdedigen door met hem in gevecht te gaan.
De rechtbank verwerpt het beroep op (putatief) noodweer en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank acht onaannemelijk dat zich een situatie heeft voorgedaan waarin verdachte genoodzaakt was zichzelf dan wel zijn vrouw tegen een ogenblikkelijke wederrechterlijke aanranding te verdedigen. Zowel verdachte zelf als zijn vrouw verklaren immers dat [naam], toen hij in de buurt van [naam echtgenote] stond en verdachte op hem afkwam, wegrende en dat verdachte achter hem aan ging, waarna het slachtoffer kwam te vallen. Ongeacht of verdachte nu al dan niet terecht in de veronderstelling verkeerde dat [naam] iets glimmends in zijn hand hield, deed zich op dat moment geen noodweer-situatie voor. Immers, [naam] koos de aftocht en rende weg. Door achter [naam] aan te gaan en opnieuw de confrontatie te zoeken heeft verdachte zichzelf in de situatie gebracht waarin een gevecht over en weer ontstond. De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden geen beroep op noodweer toekomt. Bovendien blijkt uit de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd niet dat hij zich wilde verdedigen, maar dat hij gepikeerd was en wilde vechten, fysiek weerwoord geven.
Onder deze omstandigheden dient ook het beroep op psychische overmacht te worden afgewezen. Gelet op het feit dat [naam] op de vlucht ging, kan geenszins worden aangenomen dat zich een situatie voordeed waarin verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden tegen de innerlijke drang om zijn vrouw tegen [naam] te verdedigen, wat er ook zij van de in de psychologische rapportage beschreven paranoïde trekken.
Verdachte is derhalve strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank vindt in dit geval een langdurige, grotendeels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op de veelvuldige recidive op het gebied van geweldsdelicten, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 april 2008;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 7 februari 2008 uitgebracht door de instelling voor verslavingszorg Tactus;
- een de verdachte betreffend psychologisch onderzoeksrapport d.d. 19 mei 2008 uitgebracht door I.I. van der Klaauw, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige.
De rechtbank neemt de in voornoemd onderzoeksrapport vervatte conclusies betreffende de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte op de daarvoor in voornoemd rapport bijeengebrachte gronden over. De rechtbank ziet in de over verdachte uitgebrachte rapportages reden om een gedeelte van de op te leggen straf voorwaardelijk niet ten uitvoer te doen leggen, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich na zijn detentie onder begeleiding van een andere reclasseringsinstelling laat stellen, ook als dat inhoudt dat hij een ambulante behandeling zal moeten ondergaan bij De Tender of een andere poliklinische forensische behandelinstelling.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 07/400595-05
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door de strafkamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 29 november 2005 (onder meer) opgelegde 5 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft voorts gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en
voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De te geven voorschriften en/of aanwijzingen mogen ook inhouden dat verdachte, gedurende maximaal de proeftijd, een ambulante behandeling zal ondergaan bij De Tender of een soortgelijke instelling.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 07/400595-05
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met bovenvermeld parketnummer bij vonnis d.d. 29 november 2005 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten 5 maanden gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2008.