ECLI:NL:RBZLY:2008:BD6189

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630236-06
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van uitbuiting en prostitutie door loverboy-praktijken

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij [naam] had geworven, vervoerd of gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting, vond de terechtzitting plaats op 29 mei 2008. De verdachte werd bijgestaan door mr. S.F.M. Oomen, terwijl de officier van justitie, mw. mr. A.J. de Loor, een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, eiste. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging en dat vrijspraak gerechtvaardigd was.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte met het oogmerk van uitbuiting had gehandeld. De verklaring van [naam] gaf aan dat zij zelf had besloten om in de prostitutie te gaan werken om haar schulden te betalen. Hoewel de verdachte en zijn medeverdachten haar hadden ondersteund bij het zoeken naar werk en haar financieel hadden geholpen, was er geen sprake van een ongelijkwaardige machtsverhouding of dwang, zoals kenmerkend voor loverboy-praktijken. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte [naam] tegen haar wil in de prostitutie had laten werken.

Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen achtte. De uitspraak vond plaats op 12 juni 2008, waarbij de rechters mr. Ch.A.M. Heeregrave, mrs. I.F. Clement en A.J. Louter aanwezig waren, met mr. J. Zeilstra als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630236-06
Uitspraak: 12 juni 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[naam]
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.F.M. Oomen, advocaat te Zutphen.
De officier van justitie, mw. mr. A.J. de Loor, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
Door de verdediging is ten aanzien van het ten laste gelegde als verweer gevoerd dat vrijspraak zou moeten volgen aangezien – kort samengevat – het bewijs ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat – in tegenstelling tot de officier van justitie – in onvoldoende mate is komen vast te staan dat verdachte met het oogmerk van uitbuiting [naam] heeft geworven, vervoerd of gehuisvest. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte [naam] zou hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. Uit de verklaring van [naam] blijkt namelijk dat zij zelf op het idee was gekomen om in de prostitutie te gaan werken om snel geld te verdienen om haar schulden te kunnen betalen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben [naam] daarin weliswaar ondersteund door haar (onder meer) te helpen zoeken naar een werkruimte in Nijmegen en Groningen, haar geld voor te schieten om lingerie te kopen en regelmatig met haar contact te onderhouden (ook tijdens haar werkuren), doch deze omstandigheden bieden, op zichzelf bezien, onder de concrete omstandigheden van het geval onvoldoende aanknopingspunten om een oogmerk van uitbuiting te veronderstellen. Van een ongelijkwaardige machtsverhouding dan wel dwang, in ruime zin begrepen – kenmerkend voor zogenaamde “loverboy-praktijken” – tussen enerzijds verdachte en zijn medeverdachten en anderszijds [naam] is geen sprake geweest. Er is niet gebleken dat [naam] door toedoen van verdachte en zijn medeverdachten tegen haar (kennelijke) wil in de prostitutie is gaan werken.
De verdachte dient van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. Ch.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. I.F. Clement en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zeilstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2008.