vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 131875 / HA ZA 07-584
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. M.F.H.M. van Haastert,
advocaat mr. P.T.M. van Diepen te Alkmaar,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. S. Flantua.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juli 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 15 november 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 17 oktober 2005 is overleden de moeder van partijen, [moeder]. De zussen [eiseres] en [gedaagde], alsmede hun broer [broer] zijn tezamen gerechtigd tot de nalatenschap van hun moeder.
2.2. Gedurende enige jaren tot aan het overlijden heeft [gedaagde] haar moeder geholpen bij het verrichten van betalingen e.d. Daartoe was [gedaagde] mederekeninghoudster van de ABN Amro-rekening van moeder.
2.3. Partijen en hun broer zijn op enig moment na het overlijden van moeder bijeengekomen en hebben de goederen verdeeld.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat -
I. veroordeling van [gedaagde] tot opneming van de rekening van de overleden [moeder] (de rechtbank begrijpt uit het lichaam van de dagvaarding dat bedoeld is te vorderen: tot het afleggen van rekening en verantwoording) op verbeurte van een boete van EUR 500,00 per dag bij gebreke hiervan,
II. veroordeling van [gedaagde] tot medewerking aan de verdeling van de ontbonden gemeenschap onder benoeming van een onzijdig persoon,
III. benoeming van een notaris.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beantwoording van de vraag of [gedaagde] rekening en verantwoording dient af te leggen dient onderscheid te worden gemaakt tussen de periode tot het overlijden van moeder en de periode na het overlijden. Vanaf datum overlijden geldt immers een nieuw regime, namelijk die van de gemeenschap in de zin van art. 3:166 en verder BW. Helaas hebben partijen zich niet uitgelaten over de verschillen in regimes voor en na overlijden. De rechtbank zal dit hierna doen.
4.2. Met betrekking tot de periode tot het overlijden is de rechtbank van oordeel, dat er sprake was van een overeenkomst van opdracht tussen moeder en [gedaagde]. [gedaagde] heeft daartoe ter comparitie zelf verklaard dat zij in opdracht van haar moeder heeft gehandeld. De opdrachtnemer dient aan de opdrachtgever verantwoording te doen van de wijze waarop hij zich van de opdracht heeft gekweten. Nu bij de uitvoering van de opdracht ook ten laste van moeder gelden zijn uitgegeven, was [gedaagde] jegens moeder tevens rekenplichtig (art. 7:403 lid 2 BW).
Bij het overlijden van moeder zijn de rechten op rekening en verantwoording overgegaan op de gezamenlijke erfgenamen. Deze rechten vallen vanaf moment overlijden in de gemeenschap. De deelgenoten hebben gezamenlijk het beheer over de gemeenschap (art. 3:170 BW). Art. 3:171 BW biedt weliswaar de mogelijkheid dat één deelgenoot, onafhankelijk van de andere deelgenoten, een rechtsvordering ten behoeve van de gemeenschap instelt, maar dit artikel biedt geen grondslag voor de onderhavige vordering van [eiseres]. Ten eerste geldt art. 3:171 BW in principe niet voor een vordering tegen een andere deelgenoot. Voorts dient een procederende deelgenoot in de dagvaarding kenbaar te maken, dat hij optreedt voor de gezamenlijke deelgenoten en dat hij een uitspraak ten behoeve van de gemeenschap wenst. [eiseres] heeft dit niet gedaan, maar daarentegen de vordering pro se ingesteld. Deze vordering van [eiseres] tot het afleggen van rekening en verantwoording over de periode tot het overlijden van moeder dient dan ook te worden afgewezen nu deze geen steun vindt in het recht.
4.3. Ten aanzien van de periode na het overlijden van moeder geldt, dat de nalatenschap een gemeenschap is. Op grond van art. 3:173 BW kan ieder der deelgenoten van degene onder hen die voor de overigen beheer heeft gevoerd, jaarlijks en in ieder geval bij het einde van het beheer rekening en verantwoording vorderen. De deelgenoot heeft daarbij aanspraak op specificatie van posten, op afgifte van bewijsstukken en documenten, zodat hij in staat is uitgaven en inkomsten te beoordelen.
[gedaagde] stelt dat ze op de uitbetaling van de verdeling na, geen betalingen meer heeft gedaan van de bewuste rekening. Nu vast staat, dat [gedaagde] in ieder geval de verdeling heeft uitbetaald, betekent dit, dat zij het beheer heeft gevoerd. [eiseres] kan dus - als deelgenoot - rekening en verantwoording vorderen van [gedaagde]. De vordering van [eiseres] zal dan ook over de periode vanaf het overlijden van moeder worden toegewezen.
4.4. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als bepaald in het dictum.
4.5. Partijen en hun broer hebben op enig moment de goederen verdeeld, maar op dat moment niet de financiën van moeder geregeld. Ten aanzien van de financiën heeft [eiseres] verklaard: “Eind januari 2006 heeft mijn zus in een briefje een afrekening gedaan. Ik heb daarop mijn verbazing uitgesproken. Na een week ontving ik per brief de reactie dat dit het was.”
[gedaagde] heeft daarover verklaard: “Ik heb brieven geschreven waarin alles is uitgelegd.”
Verdeling van de gemeenschap is een rechtshandeling, waartoe alle deelgenoten meewerken. Uit de verklaringen van partijen volgt, dat [gedaagde] zelf tot een ‘verdeling’ is gekomen. Hoewel mogelijk is, dat deze ‘verdeling’ inhoudelijk tot een correct resultaat heeft geleid, is geen sprake geweest van een meerzijdige rechtshandeling tussen de deelgenoten, zodat de gemeenschap nog niet op rechtsgeldige wijze is verdeeld. De vordering tot medewerking aan de verdeling zal dan ook worden toegewezen.
4.6. Ten overvloede overweegt de rechtbank ten aanzien van de bankafschriften van de ABN Amro-rekening het volgende. Uit de stellingen van [gedaagde] volgt, dat de ABN Amro-rekening van moeder was. Dat dit een en/of rekening was, maakt dit niet anders, nu uit de stellingen van [gedaagde] volgt, dat dit enkel was, opdat [gedaagde] betalingen voor moeder kon verrichten. De bankafschriften behorend bij de ABN Amro-rekening waren dan ook eigendom van moeder en behoren tot de nalatenschap.
4.7. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na datum vonnis rekening en verantwoording af te leggen over het gevoerde beheer over de nalatenschap van [moeder],
5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 5.1 bepaalde, aan [eiseres] een dwangsom verbeurt van EUR 250,00, tot een maximum van EUR 2.500,00,
5.3. bepaalt dat deze dwangsom vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
5.4. veroordeelt [gedaagde] tot medewerking aan de verdeling van de ontbonden gemeenschap onder benoeming van mr. L.T. Lonis, advocaat te Lelystad, als onzijdig persoon als bedoeld in artikel 3:81 BW om, voor zover [gedaagde] onwillig is, [gedaagde] te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden tot verdeling van de gemeenschap met de bepaling dat de kosten van de onzijdig persoon ten laste zullen komen van de te verdelen gemeenschap,
5.5. benoemt notaris mr. F. Koster-Joenje, notaris te Lelystad, ten overstaan van wie de werkzaamheden ter verdeling zullen plaatsvinden,
5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2008.