ECLI:NL:RBZLY:2008:BD5787
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.A. Wijnands-Veninga
- G.P. Nieuwenhuis
- J.P.C. Obbink
- Rechtspraak.nl
Vormverzuim en ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafzaak
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 19 juni 2008, stonden meerdere parketnummers centraal, waaronder 07.607347-07 en 07.601195-06. De verdachte, die niet in persoon aanwezig was, werd vertegenwoordigd door mr. A.D. Kloosterman. Tijdens de zitting werd betoogd dat er sprake was van een vormverzuim, omdat de verbalisanten de verdachte niet de cautie hadden gegeven voordat zij hem vroegen naar een schroevendraaier. De raadsman stelde dat dit vormverzuim zou moeten leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of tot uitsluiting van het bewijs.
De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de volgorde van de vragen niet ideaal was, maar niet leidde tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank oordeelde dat de verbalisanten, ter bescherming van hun eigen veiligheid, eerst naar de schroevendraaier vroegen en pas daarna de cautie gaven. De rechtbank achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met geweld en mishandeling, en legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, alsook een geldboete van € 50 voor een overtreding.
De rechtbank concludeerde dat er geen ernstige vormverzuimen waren die de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie rechtvaardigden. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen waren. De uitspraak benadrukt het belang van de cautie en de procedurele waarborgen in het strafrecht, maar bevestigt ook dat niet elk vormverzuim automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.