ECLI:NL:RBZLY:2008:BD2877

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440277-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met noodweerexces als verweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, die op 13 november 2007 in Deventer een confrontatie had met het slachtoffer, heeft deze met een mes in de buik en het been gestoken. De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, maar heeft de verdachte wel veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde, wat resulteerde in een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen, omdat niet aannemelijk was dat de verdachte zich in een situatie bevond die noodzakelijke verdediging rechtvaardigde. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het gedrag van de verdachte voorafgaand aan de confrontatie, waaronder uitdagende chat-berichten naar het slachtoffer en het feit dat hij met een mes naar de confrontatie was gegaan. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de zaak en het strafrechtelijk verleden van de verdachte in overweging genomen. Het inbeslaggenomen mes werd verbeurdverklaard, terwijl de overige inbeslaggenomen goederen aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440277-07
Uitspraak: 27 mei 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Overijssel,
Huis van Bewaring te Zwolle.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2008 en 13 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. van den Berg, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. L. Goffin, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde;
- verdachte te veroordelen ter zake het subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering;
- verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen mes;
- teruggave aan verdachte van de overige inbeslaggenomen goederen.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2007 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en -al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, deze [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of buik, althans het lichaam, en/of de/een arm(en) en/of be(e)n(en) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2007 in de gemeente Deventer aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (geperforeerde darmen en/of een beschadigde lever), heeft toegebracht, door deze opzettelijk en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of buik, althans het lichaam, en/of
de/een arm(en) en/of be(e)n(en) te steken;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
BEWIJS
De verdachte dient van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 13 november 2007 in Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, deze [slachtoffer] meermalen, met een mes in de buik en het been heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Subsidiair:
Poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Door de raadsman van verdachte is een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat voorafgaande aan het steken met het mes sprake is geweest van een dusdanige situatie, veroorzaakt door het handelen van het slachtoffer, dat het handelen door de verdachte zoals is bewezenverklaard geboden was ter noodzakelijke verdediging. De rechtbank overweegt hiertoe dat voldoende is komen vast te staan dat verdachte een confrontatie met het slachtoffer niet uit de weg is gegaan dan wel bewust die confrontatie heeft gezocht, hetgeen de rechtbank afleidt uit de navolgende vaststaande feiten en omstandigheden:
- verdachte heeft relatief kort voor de tenlastegelegde gebeurtenis chat-contact gehad met (onder meer) het slachtoffer, welk chat-contact over en weer allengs uitdagender van karakter werd en waarbij verdachte zich bepaald niet onbetuigd heeft gelaten door onder andere termen te kiezen als “ik steek je”;
- verdachte is na het chat-gesprek met het slachtoffer doelbewust naar het huis gefietst van zijn ex-partner alwaar het slachtoffer op dat moment aanwezig was;
- verdachte heeft, toen hij naar het huis van zijn ex-partner vertrok, bewust een mes in zijn binnenzak gestopt en meegenomen, omdat hij verwachtte aangevallen te zullen worden door het slachtoffer en de broer van het slachtoffer.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer dan wel noodweerexces.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij de hoogte van de op te leggen straf betrekt de rechtbank expliciet het aandeel van het slachtoffer en diens broer aan het verloop van het chat-contact, dat gaandeweg een meer uitdagend karakter kreeg, en aan het daaruit voortkomend geweld.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen mes dient te worden verbeurdverklaard, aangezien dit voorwerp op grond van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht voor verbeurdverklaring vatbaar is.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de overige inbeslaggenomen voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 maart 2008;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 18 februari 2008, uitgebracht door L.R. Grooten, reclasseringswerker werkzaam bij Tactus, instelling voor verslavingszorg;
- een de verdachte betreffend psychiatrisch rapport d.d. 4 februari 2008, uitgebracht door C.J.M. Vredeveld, zenuwarts, forensisch psychiater-psychotherapeut;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 1 jaar, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Tactus, instelling voor verslavingszorg, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verklaart verbeurd het inbeslaggenomen mes.
De rechtbank gelast de teruggave van de overige inbeslaggenomen goederen aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2008.
Mr. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.