ECLI:NL:RBZLY:2008:BD2656

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
396962 VG VERZ 08-19
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging aan moeder voor krediethypotheek ten behoeve van minderjarige dochter

In deze zaak verzoekt [A] de kantonrechter om machtiging om de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] te verkopen of te belasten met een krediethypotheek. Dit verzoek is gedaan om de verkregen middelen aan te wenden voor de noodzakelijke kosten van haar bestaan en dat van haar minderjarige dochter [B]. De kantonrechter heeft op 27 mei 2008 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de machtiging is verleend. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 31 maart 2008 ter griffie is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2008 waren zowel verzoekster als haar gemachtigde aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de gemeente [plaats].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [B] is geboren uit de relatie tussen [A] en haar overleden partner [E]. [B] is voor 50% gerechtigd in de nalatenschap van haar vader, en het appartement aan de [adres] is met toestemming van de kantonrechter aangeschaft. [A] heeft bij de gemeente [plaats] een verzoek ingediend voor bijstand op basis van de Wet Werk en Bijstand (WWB). De gemeente heeft belang bij de gevraagde machtiging, omdat deze kan leiden tot vermindering of beëindiging van de bijstandverlening aan [A].

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om machtiging terecht is gedaan, omdat het in het belang van de minderjarige [B] is om haar vermogen aan te wenden voor haar eigen levensonderhoud. De kantonrechter benadrukt dat de WWB een vangnetfunctie heeft en dat het belang van [B] ook gediend is wanneer haar moeder over de noodzakelijke middelen van bestaan beschikt. Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten de gevraagde machtiging te verlenen, zodat [A] de woning kan verkopen of belasten met een hypotheek, ten behoeve van haar en haar dochter.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr. : 396962 VG VERZ 08-19
Datum : 27 mei 2008
Beschikking op het verzoek van:
[A],
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van [B], geboren [datum] 1999 te [plaats],
wonende te [plaats],
verder ook te noemen [A],
gemachtigde mr. L.J.H.M. Achten, advocaat te Zwolle.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met producties binnengekomen ter griffie op 31 maart 2008.
Op 24 april 2008 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
Aanwezig waren verzoekster en haar gemachtigde, alsmede namens de gemeente [plaats] mevrouw [C] en mevrouw [D].
Het verzoek
[A] verzoekt de kantonrechter haar machtiging te verlenen de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] te verkopen dan wel met een krediethypotheek te belasten en de aldus te verkrijgen middelen aan te wenden voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van haar bestaan en van haar minderjarige dochter [B].
De beoordeling
1.
Hoewel het verzoek strekt tot het verlenen van genoemde machtiging, wenst [A] in wezen dat haar verzoek wordt afgewezen.
Die wens van [A] berust op de volgende, vaststaande feiten en omstandigheden.
[B] is op [datum] 1999 geboren uit de relatie tussen [A] en haar partner [E]. De heer [E] is op 12 juni 2001 overleden. Krachtens zijn testament is [B] voor 50% gerechtigd in de nalatenschap. Haar erfdeel bedroeg per saldo EUR 123.098,77. Voor een bedrag van EUR 105.000,00 exclusief kosten koper is hiervan met machtiging van de kantonrechter d.d. 20 maart 2002 het appartement aan de [adres] te [plaats] gekocht. Sedert mei/juni 2002 bewonen [B] en haar moeder dit appartement.
[A] heeft bij de gemeente [plaats] een verzoek ingediend om bijstand voor de noodzakelijke kosten van bestaan op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Bij brief van 28 februari 2008 is [A] bericht dat zij vóór 28 maart 2008 een verzoek bij de sector kanton moet hebben ingediend om ‘het erfdeel van uw dochter [B] aan te wenden voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan’. Naar aanleiding van deze brief is onderhavig verzoek ingediend.
2.
De kantonrechter heeft de gemeente [plaats], afdeling sociale dienst, als belanghebbende ter zitting van 24 april 2008 gehoord. De aan [A] opgelegde verplichting strekt tot vermindering of beëindiging van de bijstandverlening, zodat de gemeente belang heeft bij de gevraagde machtiging.
3.
Voorop wordt gesteld dat de kantonrechter uitsluitend mag oordelen over het familierechtelijke aspect van de zaak. Of en zo ja, in hoeverre de gemeente bedoelde verplichting aan [A] mocht opleggen is niet ter beoordeling van de kantonrechter maar (eventueel) van de bestuursrechter.
4.
Gelet op artikel 1:345 BW heeft [A] op zichzelf terecht de machtiging van de kantonrechter verzocht, omdat het gaat om de verkoop van het appartement dan wel het verstrekken van hypothecaire zekerheid wegens de door de gemeente [plaats] aan [A] te verstrekken (leen)bijstand.
In artikel 1:356 BW is de maatstaf neergelegd aan de hand waarvan het verzoek moet worden beoordeeld: de machtiging moet in het belang van de minderjarige noodzakelijk, nuttig of wenselijk zijn.
Het is in het belang van [B] dat zij haar vermogen aanwendt om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Zij beschikt niet over een eigen inkomen zodat het ‘opeten’ van haar vermogen zelfs noodzakelijk is.
Anders dan de gemachtigde van [A] heeft gesteld is niet van belang dat bij afwijzing van de verzochte machtiging toch wel een bijstandsuitkering zal worden verstrekt, omdat deze zienswijze miskent dat de WWB een vangnetfunctie heeft, dat wil zeggen een uitkering voor levensonderhoud toekent indien geen (andere) middelen van bestaan voorhanden zijn.
5.
De vraag is vervolgens of het belang van [B] er ook mee is gediend dat haar vermogen wordt benut om in het levensonderhoud van haar moeder te voorzien. Dat is een andere vraag dan de vraag of [B] jegens haar moeder een onderhoudsplicht heeft. Die, op artikel 1:392 BW rustende verplichting, is hier niet aan de orde.
Gelet op de leeftijd van [B] en haar daarmee verband houdende (immateriële) afhankelijkheid van haar moeder, mag worden aangenomen dat [B] er (alle) belang bij heeft dat haar moeder in staat is en blijft voor haar te zorgen en met het oog daarop over de noodzakelijke middelen van bestaan beschikt. Met andere woorden: het belang van [B] is ermee gediend indien haar vermogen ook voor het levensonderhoud van haar moeder wordt benut.
6.
De slotsom is dat de gevraagde machtiging behoort te worden verleend.
Beslissing
De kantonrechter:
- verleent machtiging om de woning aan de [adres] te [plaats] te verkopen dan wel te bezwaren met een (krediet)hypotheek, en de daardoor te verkrijgen middelen aan te wenden voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van bestaan van [A] en haar minderjarige dochter.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terecht- zitting van 27 mei 2008, in het bijzijn van de griffier.