ECLI:NL:RBZLY:2008:BD1978

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.601018-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak met vorderingen van benadeelde partijen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 6 mei 2008 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor meerdere strafbare feiten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank overwoog dat, hoewel de verdachte betrokken was bij de onderneming die steigers verhuurde, er geen bewijs was dat hij daadwerkelijk de strafbare feiten had gepleegd. De verklaringen van getuigen waren niet overtuigend genoeg om de betrokkenheid van de verdachte te bevestigen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlasteleggingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, onder leiding van voorzitter mr. G.H. Meijer, en werd in aanwezigheid van de griffier E.M. Scheffer uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.601018-07
Datum: 6 mei 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door A. Taner, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. G.T. Brouwer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1. tot en met 7. (telkens) primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft voorts ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen gevorderd dat:
- van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (zaak 27) een bedrag van € 8.000,-- zal worden toegewezen, hoofdelijk, met toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en het overige deel niet-ontvankelijk zal worden verklaard;
- van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (zaak 28) een bedrag van € 6.376,-- zal worden toegewezen, hoofdelijk en met de toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en het overige deel niet-ontvankelijk zal worden verklaard;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (zaak 32) niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (zaak 33) niet-ontvankelijk wordt verklaard.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 1. tot en met 7. primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen weliswaar volgt dat verdachte degene was die de onderneming [naam bedrijf] dreef en dat er op naam van verdachte of diens bedrijf gebeld is naar aangevers voor het huren van steigers, maar het is niet gebleken dat verdachte degene was die heeft gebeld of anderszins betrokken was bij de aan hem ten laste gelegde feiten.
Slechts éénmaal in een aanvullend proces-verbaal van verhoor van aan[aangever]] bedrijfsleider van [bedrijf], wordt de naam van verdachte genoemd als zijnde één van de mannen die de steigers kwam ophalen. Nu [aangever] in de aangifte zelf echter niet heeft gesproken over twee mannen, maar slechts over één, te weten [betrokkene], die de steigers kwam ophalen en het aanvullend verhoor meer dan een jaar na de aangifte is opgenomen, twijfelt de rechtbank aan de betrouwbaarheid van deze verklaring.
Hier doen niet aan af de voor verdachte in algemene zin belastende verklaringen van [betrokkene] en van [betrokkene], nu onvoldoende blijkt dat deze betrekking hebben op één of meer van de zeven in concreto ten laste gelegde feiten. Er is hierom onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van de betrokkenheid van de verdachte te komen ten aanzien van de aan hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken.
Benadeelde partijen
Nu de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, dienen de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij], [benadeelde partij], [benadeelde partij] en [benadeelde partij] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
BESLISSING
Het onder 1. tot en met 7. primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij], [benadeelde partij], [benadeelde partij] en [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in hun vordering.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. G.J.J.M. Essink en J.P.C. Obbink, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2008.
Mr. Meijer voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.