ECLI:NL:RBZLY:2008:BD1974

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.601017-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak met meerdere tenlasteleggingen

In de strafzaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, met parketnummer 07.601017-07, is op 6 mei 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar de onderneming dreef waaruit de tenlasteleggingen voortvloeiden, maar dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de specifieke feiten te bewijzen. De rechtbank overwoog dat de belastende verklaringen van getuigen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen, aangezien deze verklaringen niet specifiek genoeg waren met betrekking tot de negen ten laste gelegde feiten. Hierdoor kon de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achten dat de verdachte schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd in de uitspraak bepaald dat de benadeelde partijen, die vorderingen hadden ingediend, niet-ontvankelijk werden verklaard in hun vordering, nu de verdachte was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, E.M. Scheffer, en de voorzitter, mr. G.H. Meijer, was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.601017-07
Datum: 6 mei 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2008. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
De officier van justitie, mr. G.T. Brouwer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1. tot en met 9. (telkens) primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De officier van justitie heeft voorts ten aanzien van de ingediende vorderingen van de benadeelde partijen gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (zaak 15) niet-ontvankelijk zal worden verklaard en dat van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (zaak 23) een bedrag van € 6.000,-- zal worden toegewezen, hoofdelijk en met de toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en dat de vordering voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 1. tot en met 9. primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen weliswaar volgt dat verdachte degene was die de onderneming [betrokkene] dreef en dat er meermalen op naam van verdachte of diens bedrijf gebeld is naar aangevers voor het huren van steigers, maar het is niet gebleken dat verdachte degene was die heeft gebeld of anderszins betrokken was bij de aan hem ten laste gelegde feiten. Hier doen niet aan af de voor verdachte in algemene zin belastende verklaringen van [betrokkene] en [betrokkene], nu onvoldoende blijkt dat deze betrekking hebben op één of meer van de negen in concreto ten laste gelegde feiten. Er is hierom onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van de betrokkenheid van de verdachte te komen ten aanzien van de aan hem ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken.
Benadeelde partijen
Nu de verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dienen de benadeelde partijen [benadeelde partij] en [benadeelde partij] niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering.
BESLISSING
Het onder 1. tot en met 9. primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij] en [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in hun vordering.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. G.J.J.M. Essink en J.P.C. Obbink, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2008.
Mr. Meijer voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.