ECLI:NL:RBZLY:2008:BD1237
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.J.J.M. Essink
- G.H. Meijer
- G.E.A. Neppelenbroek
- Rechtspraak.nl
Partiële nietigheid dagvaarding en bewijsverweer in zaak van schuldwitwassen
In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, sector Strafrecht, is op 22 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R. Tetteroo. De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, wegens schuldwitwassen. De tenlastelegging omvatte twee delen, waarbij de verdediging aanvoerde dat het tweede deel onvoldoende feitelijk was omschreven, wat leidde tot een verzoek om partiële nietigheid van de dagvaarding. De rechtbank oordeelde dat het begrip "gebruik maken" voldoende feitelijk was omschreven, maar dat het eerste deel van de dagvaarding partieel nietig was, omdat de begrippen "verbergen" en "verhullen" niet nader waren omschreven.
De rechtbank achtte het tweede deel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, waarbij het bewezen feit onder artikel 420 quater, lid 1 aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht viel. De rechtbank weegt de aard en ernst van het bewezen feit, de omstandigheden waaronder de verdachte handelde, en zijn persoonlijke omstandigheden mee in de beslissing. De verdachte had zijn bankrekening ter beschikking gesteld aan een medeverdachte, die failliet was verklaard, wat de rechtbank als lichtvaardig beschouwde.
De rechtbank verklaarde de dagvaarding ter zake van het eerste deel partieel nietig, maar het tweede deel werd bewezen verklaard. De verdachte werd strafbaar geacht en kreeg een taakstraf van 100 uur opgelegd, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming 50 dagen hechtenis zou volgen. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de taakstraf.