ECLI:NL:RBZLY:2008:BD1230

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
22 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.601156-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële nietigheid dagvaarding en gemotiveerde vrijspraak in strafzaak

In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, sector Strafrecht, is op 22 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het verbergen en verhullen van de herkomst van verschillende geldbedragen, in de periode van 1 december 2004 tot en met 31 maart 2005. De verdachte zou in de gemeente Lelystad een totaalbedrag van 26.960 Euro hebben verworven, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bedragen afkomstig waren van misdrijven zoals oplichting of valsheid in geschrifte. Tijdens de zitting op 8 april 2008 heeft de officier van justitie een taakstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat uit de beschikbare bewijsmiddelen niet onomstotelijk kon worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de geldbedragen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, die al 14 jaar samenwoonde met een medeverdachte, volledig op deze persoon vertrouwde voor het beheer van haar bankrekening. Hierdoor kon niet worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de illegale herkomst van de bedragen.

De rechtbank heeft de dagvaarding voor het eerste deel partieel nietig verklaard, omdat deze onvoldoende feitelijk onderbouwd was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het gehele ten laste gelegde, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. Neppelenbroek niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.601156-07
Datum: 22 april 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum]
[woonplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 08 april 2008. De verdachte is ter terechtzitting van 08 april 2008 in persoon verschenen, bijgestaan door mr. G.W.B. Meijer, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek.
Tenlastelegging
Aan bovenbedoelde persoon is tenlastegelegd dat
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2004
tot en met 31 maart 2005, in de gemeente Lelystad, althans in Nederland, van
een of meer bankbiljetten/geldbedragen, te weten een geldbedrag van (ongeveer)
6.000 Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 15.943,-- Euro en/of een
geldbedrag van (ongeveer) 2.295 Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer)
2.722,-- Euro (totaal 26.960,-- Euro), de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat
bankbiljetten/geldbedrag(en) was/waren en/of die/dat
bankbiljetten/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad,
en/of
een of meer bankbiljetten/geldbedragen, te weten een geldbedrag van (ongeveer)
6.000 Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 15.943,-- Euro en/of een
geldbedrag van (ongeveer) 2.295 Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer)
2.722,-- Euro (totaal 26.960,-- Euro) heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad en/of heeft omgezet, althans van die/dat bankbiljetten/geldbedrag(en)
gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte (telkens) wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden dat die bankbiljetten/geldbedrag(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren van oplichting en/of valsheid
in geschrifte, althans uit enig misdrijf.
Taal en/of schrijffouten
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
(Partiële) nietigheid dagvaarding
De rechtbank is ambtshalve van oordeel dat het eerste deel van de dagvaarding partieel nietig is omdat deze onvoldoende feitelijk, en daarmee onbegrijpelijk is, immers worden door de steller van de tenlastelegging alle begrippen opgesomd welke voorkomen in de tekst van artikel 420 bis en quater van het Wetboek van Strafrecht, terwijl de begrippen verbergen en verhullen vervolgens op geen enkele wijze feitelijk nader worden omschreven.
VRIJSPRAAK
Verdachte heeft ontkend wetenschap te hebben gedragen dat de bedragen welke op haar bankrekening werden gestort en/of afgeschreven van enig misdrijf afkomstig waren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de medeverdachte [medeverdachte], met wie zij gedurende ongeveer 14 jaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, volledig het beheer voerde over haar bankrekening en zij weinig tot geen zicht had op die bankrekening.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is niet onomstotelijk vast komen te staan dat verdachte wetenschap droeg of heeft gedragen van het feit dat de in de tenlastelegging genoemde geldsbedragen afkomstig waren van enig misdrijf danwel redelijkerwijs het vermoeden daartoe had moeten hebben.
Het valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat [medeverdachte] uitsluitend het beheer heeft gevoerd over de bankrekening en verdachte daarbij volledig op haar man heeft vertrouwd.
Verdachte dient derhalve van het gehele ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
BESLISSING
De rechtbank verklaart de dagvaarding voor wat betreft het eerste deel partieel nietig.
De rechtbank verklaart het overige ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2008.
Mr. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.