ECLI:NL:RBZLY:2008:BD0997
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad van de Ontvanger bij versnelde invordering en beslaglegging op de inventaris van een visfileerbedrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 maart 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], een visfileerbedrijf, en de Ontvanger van de Belastingdienst. De procedure volgde op een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen die op 11 maart 2003 aan [eiser] was opgelegd. De Ontvanger had, met toepassing van de versnelde invordering, beslag gelegd op de roerende zaken van [eiser], waaronder de inventaris, en deze verkocht. [eiser] stelde dat de Ontvanger onrechtmatig had gehandeld door zonder voldoende grondslag tot versnelde invordering over te gaan, en vorderde schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Ontvanger onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een gegronde vrees voor verduistering, wat een vereiste is voor het toepassen van de versnelde invordering. De rechtbank oordeelde dat de Ontvanger niet had aangetoond dat de boekhouding van [eiser] ten tijde van de beslaglegging ondeugdelijk was, en dat de redenen die de Ontvanger had aangevoerd voor de vrees voor verduistering niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de Ontvanger onrechtmatig had gehandeld door de inventaris van [eiser] te verkopen zonder dat daar een geldige basis voor was.
De rechtbank verklaarde voor recht dat de Ontvanger onrechtmatig jegens [eiser] had gehandeld en veroordeelde de Ontvanger tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat. Tevens werd de Ontvanger in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van [eiser] tot op dat moment waren begroot op EUR 1.415,88. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D.T. Boks.