ECLI:NL:RBZLY:2008:BC9653
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.P. Nieuwenhuis
- F. Koster
- M.A. Wijnands-Veninga
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in ontuchtzaak na onvoldoende bewijs
In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, uitgesproken op 3 april 2008, stond de verdachte terecht op beschuldiging van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De tenlastelegging betrof het dwingen van de aangeefster, [slachtoffer], tot het dulden van ontuchtige handelingen in de periode van 1 januari 2003 tot en met 6 februari 2007. De verdachte heeft erkend dat hij eenmaal heeft geprobeerd de bh-sluiting van de aangeefster open te maken en dat hij over haar heen gebogen heeft terwijl zij achter de computer zat. Hij ontkende echter de overige beschuldigingen en stelde dat er geen sprake was van enige bedreiging of geweld.
Tijdens de zitting op 20 maart 2008 heeft de officier van justitie, mr. M. Iedema, gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft echter overwogen dat er onvoldoende bewijs was om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaring van de aangeefster alleen was niet voldoende, vooral omdat er geen andere getuigen waren die de beschuldigingen konden bevestigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat van de ongeveer 25 personeelsleden die in de nabijheid van de aangeefster werkten, niemand iets had gezien of gehoord van de ten laste gelegde handelingen.
Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het hem ten laste gelegde had begaan. De verdachte is dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, en mrs. F. Koster en M.A. Wijnands-Veninga, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. E.H. Ruitenbeek.