ECLI:NL:RBZLY:2008:BC8239

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607233-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot doodslag na conflict

In de zaak met parketnummer 07.607233-07 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte had tijdens een gesprek met de aangever, na een uitbarsting van boosheid, geprobeerd deze met een kopje te slaan en had de keel van de aangever kort vastgehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tijdsduur van het dichtknijpen van de keel niet exact kon worden vastgesteld, maar dat de aangever wel pijn had ervaren. Er was echter geen medische verklaring aanwezig in het dossier die letsel kon bevestigen.

Tijdens de zitting op 18 maart 2008 heeft de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het opzet van de verdachte ontbrak, ook in voorwaardelijke zin, en dat de beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. G.H. Meijer, en de rechters mrs. G.J.J.M. Essink en J.P.C. Obbink. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier M. Smit en vond plaats in een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.607233-07
Datum: 25 maart 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
[geboortedatum],
[woonplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.J.B. Rijser, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Ter zake van het primair ten laste gelegde komt de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag, omdat naar haar oordeel het opzet van verdachte, ook in voorwaardelijk zin, geheel ontbreekt.
Ter zake van het subsidiair ten laste gelegde komt de rechtbank, om de navolgende reden, eveneens niet tot een bewezenverklaring.
Uit de stukken is gebleken dat verdachte tijdens een gesprek met aangever heel boos op hem is geworden. Vervolgens is verdachte opgestaan en heeft toen met een kopje in zijn hand getracht aangever te slaan. De aanwezigen in die kamer hebben toen ingegrepen en getracht verdachte naar de grond te brengen. Daarbij heeft verdachte de keel van aangever korte tijd vastgehad en dichtgeknepen. Hoeveel tijd de verdachte de keel van aangever heeft dichtgeknepen, staat niet vast, aangever zegt “enkele seconden”. Aangever zegt daarvan pijn te hebben ondervonden. Of aangever letsel heeft bekomen staat niet vast. Een medische verklaring heeft de rechtbank niet in het dossier aangetroffen.
BESLISSING
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. G.J.J.M. Essink en J.P.C. Obbink, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2008.