Een door de burgemeester uitgevaardigd noodbevel is op te vatten als een bevel dat is gegeven krachtens een verbindend wettelijk voorschrift, te weten artikel 195 van de Gemeentewet, en in overeenstemming met een op dat voorschrift berustende bevoegdheid.
Aan verdachte is echter niet ten laste gelegd dat hij niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering gedaan door de burgemeester, maar door [naam] en/of [naam]
Het noodbevel is een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Algemene Wet bestuursrecht en kan om die reden niet beschouwd worden als een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht.
De mededelingen van de politiefunctionarissen [naam] en/of [naam] hebben hooguit te gelden als uitvoering van het noodbevel, bijvoorbeeld als een bekendmaking van het noodbevel aan de specifieke groep die zij betreft, dan wel een “eerste aanzegging” waarvan in het onderhavige noodbevel gewag wordt gemaakt.
6. Een duidelijke scheidslijn is tussen de in artikel 175 en 176 neergelegde bevoegdheden niet te trekken. Indien – zoals ter zitting is betoogd – ondanks de aanhef van het besluit van de burgemeester van 29 oktober jl. aangemerkt zou dienen te worden als noodverordening in de zin van artikel 176 Gemeentewet, kan er wel gesproken worden van een dergelijk wettelijk voorschrift.
7. Voorts overweegt de politierechter dat de (uitvoerings-) bevoegdheid van de politiemannen [naam] en [naam] zoals blijkt uit de tekst van het noodbevel - niet ongeclausuleerd was. Een dergelijke bevoegdheid gold op grond van het noodbevel dan immers alleen tegenover de supportersaanhang die “op een of andere wijze de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren”. Uit het proces-verbaal van de politie wordt duidelijk dat aan deze voorwaarden ten tijde van de vordering om Zwolle onmiddellijk te verlaten niet was voldaan. Uit het observatieverslag (procesverbaalnummer OTPV 2007.10.30.GOA) komt naar voren dat de groep zich op dat moment gedisciplineerd gedroeg en niet rumoerig was. Zij waren niet herkenbaar als voetbalsupporter en hebben geen zichtbare vlaggen of andere attributen bij zich gehad. Er zijn geen aanwijzingen van verstoring van de openbare orde of dreiging daarvan voorafgaand aan de mededeling in de [naam Pub] aan de GAE-aanhang dat zij Zwolle dienen te verlaten. Eerst nadat een herkenbare politieauto nabij de [naam Pub] is gestopt komt kort daarna dezelfde groep mensen uit de pub naar buiten en eerst op dat moment is de groep rumoerig en scandeert leuzen. Echter op dat moment was de vordering om Zwolle te verlaten reeds gegeven.
Als er vanuit zou moeten worden gegaan dat van de enkele aanwezigheid van een grote groep GAE-aanhangers in het hartje van Zwolle reeds een dreiging van ordeverstoring uitging, zou dat betekenen dat de desbetreffende zinsnede in het noodbevel van de burgemeester zinledig zou zijn en geen toegevoegde betekenis zou hebben. De politierechter wil er niet van uitgaan dat dat de bedoeling van de burgemeester is geweest.
8. Voorts dient – ongeacht de vraag of het een noodbevel of een noodverordening betreft – deze voldoende kenbaar te zijn geweest aan verdachte. Het burgemeesterlijk noodbevel is een besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht, en wel een appellabel besluit; (Zie MvT MvT 26.735, NR. 3 ) Gelet op het bepaalde in artikel 3:40 Algemene Wet Bestuursrecht had het besluit bekend gemaakt dienen te worden, bij gebreke waarvan het niet in werking treedt. Deze bekendmaking diende te geschieden door toezending of uitreiking aan de belanghebbende (artikel 3:41 Awb).
Artikel 3:41, tweede lid, Awb voorziet in de mogelijkheid om op een andere geschikte wijze een besluit kenbaar te maken, indien de bekendmaking van het besluit niet door toezending of uitreiking aan de belanghebbende kan geschieden. Blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 23?700, nr. 3, p. 13 en NEV, Kamerstukken II 23?700, nr. 5, p. 4) heeft de wetgever het oog gehad op het geval waarin een besluit tot toepassing van bestuursdwang niet kan worden uitgereikt of toegezonden aan de overtreder, omdat het bestuursorgaan diens identiteit niet kent of niet over diens correcte adres beschikt.
Van een dergelijk geval is echter niet gebleken, daar uitreiking van het noodbevel aan verdachte in persoon tijdens het verblijf in de [naam Pub] op 30 oktober jl. had kunnen plaatsvinden. De aankondiging van verbalisant [naam] aan een achttal GAE-sympathisanten in het Rielerhuus, een (voormalig) buurthuis waar de GAE-aanhang placht bijeen te komen, op 26 oktober 2007 (procesverbaal PL041MI/07-131160) noch de mededeling van het bestaan van het noodbevel van verbalisant [naam] in de [naam Pub] kunnen als een dergelijke bekendmaking van (de inhoud van) het bevel gelden, nog daargelaten de vraag of een ieder deze mededeling van verbalisant [naam] heeft gehoord of kunnen horen.