ECLI:NL:RBZLY:2008:BC6337

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440281-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met betrekking tot de relatiebreuk en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 11 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van doodslag. De verdachte, bijgestaan door advocaat A.C. Huisman, was aanwezig tijdens de zitting op 26 februari 2008. De officier van justitie, mr. A.A. Reah, eiste een gevangenisstraf van 10 jaar en verbeurdverklaring van twee in beslag genomen messen, evenals toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij tot een bedrag van € 7.962,51.

De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 18 november 2007 in Deventer opzettelijk het leven van het slachtoffer had beëindigd door haar bij de keel vast te pakken en deze dicht te knijpen. De verdachte voerde aan dat hij zich gekrenkt voelde door de relatiebreuk en de seksuele toenadering van het slachtoffer, wat leidde tot een oncontroleerbare woede. De rechtbank hield rekening met verschillende rapporten over de verdachte, waaronder een justitiële documentatie en psychologische onderzoeken.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was, ondanks zijn verklaringen over het laakbare van zijn handelen. De rechtbank oordeelde dat de aard en ernst van het delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaar rechtvaardigden. De rechtbank wees de vordering van de benadeelde partij toe en legde de verdachte de verplichting op tot betaling van het schadebedrag aan de Staat, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank besloot dat de verdachte niet kon worden veroordeeld tot verbeurdverklaring van de messen, omdat niet was aangetoond dat deze daarvoor vatbaar waren.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440281-07
Uitspraak: 11 maart 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geb[adres]
wonende te [adres]
thans verblijvende in [verblijfplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. A.A. Reah, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- dat de verdachte terzake van doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren,
- dat de twee in beslag genomen messen zullen worden verbeurd verklaard,
- dat de vordering van de benadeelde partij [naam] zal worden toegewezen tot het bedrag van € 7.962,51 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2007 in de gemeente Deventer opzettelijk [slach[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] bij de keel/hals vastgepakt en vervolgens de keel/hals dichtgeknepen gehouden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank vindt in dit geval een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde levensdelict door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Verdachte heeft het slachtoffer haar hoogste goed, haar leven, ontnomen. Hij heeft daarmee peilloos en onherstelbaar leed aan de moeder van het slachtoffer en overige nabestaanden toegebracht. De moeder van het slachtoffer heeft die gevolgen in opmerkelijk heldere bewoordingen ter zitting aan de rechtbank duidelijk gemaakt. Door het feit is de rechtsorde ernstig geschokt.
Verdachte heeft het slachtoffer gewurgd terwijl zij geheel of nagenoeg geheel slapend en derhalve geheel weerloos was. Terwijl zij in die toestand verkeerde heeft verdachte haar onverhoeds met beide handen bij de keel gegrepen en deze zo lang dichtgedrukt gehouden dat de dood het gevolg was.
Als aanleiding heeft verdachte aangevoerd het door het slachtoffer daags ervoor verbreken van de relatie van partijen, de seksuele toenadering door het slachtoffer onmiddellijk voorafgaand aan het plegen van het feit en het tijdens die toenadering plotseling weer beëindigen daarvan.
Verdachte heeft verklaard door deze gang van zaken zich zozeer gekrenkt en miskend te hebben gevoeld dat hij een in korte tijd opkomende woede niet heeft weten te kanaliseren met als fataal gevolg het handelen dat tot de dood van het slachtoffer heeft geleid.
Een afdoende verklaring voor zijn handelen heeft verdachte de rechtbank niet kunnen verschaffen en is evenmin gegeven door de psychiater en de psycholoog die verdachte juist op dit punt diepgaand hebben onderzocht.
Het moet er daarom voor gehouden worden dat verdachte, zich bewust van zijn boosheid, deze niet heeft onderdrukt, maar heeft toegelaten dat deze zich een uitweg baande in een mateloze destructieve agressie.
Verdachte heeft daarmee aangetoond dat hij zich niet kan beheersen en zichzelf niet tot de orde kan roepen en liever zijn onlustgevoelens de vrije loop laat zonder zich te bekommeren om de gevolgen daarvan.
De omstandigheid dat verdachte nadien meermalen heeft verklaard het laakbare van zijn handelen te hebben ingezien en daarvan ter terechtzitting heeft laten blijken, doet aan de strafwaardigheid van zijn handelen nauwelijks af.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank komt niet toe aan de gevorderde verbeurdverklaring van de in beslag genomen messen, omdat niet is gebleken dat die messen op grond van het bepaalde in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht daarvoor vatbaar zijn.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 21 januari 2008;
een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 12 februari 2008 uitgebracht door de Reclassering Nederland;
een de verdachte betreffend rapport van psychologisch onderzoek d.d. 25 januari 2008 uitgebracht door drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog;
een de verdachte betreffend rapport van psychiatrisch onderzoek d.d. 4 februari 2008 uitgebracht door drs. L.P. Heinsman, psychiater.
De rechtbank heeft de in genoemde gedragsdeskundige rapporten neergelegde conclusie betreffende de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en de daaruit voortvloeiende (licht) verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte op de daarvoor in die rapporten bijeengebrachte gronden overgenomen en bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf (mede) in aanmerking genomen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [naam] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen
verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces met bijlagen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 7.962,51, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 7.962,51 ten behoeve van de nabestaande [naam].
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam], wonende te [adres], van een bedrag van € 7.962,51 (zegge: zevenduizend negenhonderd en tweeënzestig euro en 51 cent).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 7.962,51, ten behoeve van de nabestaande [naam] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. J.H. Bosch, voorzitter, mrs. F. Koster en I.F. Clement, rechters, in tegenwoordigheid van A. Samson als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2008.
Mrs. Bosch en Clement voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.