ECLI:NL:RBZLY:2008:BC5833

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400323-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere woninginbraken en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 februari 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken en poging tot zware mishandeling. De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, eiste een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waaronder diefstal met inbraak en poging tot zware mishandeling, en heeft deze feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafrechtelijk verleden van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte heeft in korte tijd een reeks woninginbraken gepleegd en heeft daarbij een berekenende aanpak gehanteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen compassie heeft getoond voor de slachtoffers van zijn daden, wat de ernst van de situatie vergrootte. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. Tevens heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze niet ontvankelijk was in haar vordering, die slechts bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnrs.: 07.400323-07, 07.630243-07, 07.460936-07, 08.710715-06 en
08.710715-06 (vtvv)
Uitspraak: 26 februari 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortejaar],
wonende te [adres],
thans verblijvende in de [verblijfplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. van Meurs, advocaat te Kampen.
De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft ter terechtzitting gevorderd
- de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek
van voorarrest terzake
- het primair ten laste gelegde in de zaak met het kenmerk 07.460936-07;
- het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde in de zaak met het kenmerk 07.400323-07;
- het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde in de zaak met het kenmerk 07.630243-07, alsmede drie in deze zaak ad informandum gevoegde feiten;
- de tenuitvoerlegging van de in het vonnis van 28 november 2006 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Almelo opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden;
- de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [naam], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals op de voet van artikel 312 van het Wetboek van Strafvordering mondeling ter terechtzitting is aangevuld)
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, te weten:
- het primair ten laste gelegde in de zaak met het kenmerk 07.460936-07;
- het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde in de zaak met het kenmerk 07.400323-07;
- het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde in de zaak met het kenmerk 07.630243-07 met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het
- primair in de zaak met het kenmerk 07.460936-07;
- onder 1, 2 en 3 subsidiair in de zaak met het kenmerk 07.400323-07;
- onder 1 tot en met 5 in de zaak met het kenmerk 07.630243-07
meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
07.460936-07;
primair
poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
07.400323-07
1.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
3.
diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
07.630243-07
1.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
3.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
4.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
5.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezenverklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan drie andere woninginbraken, zoals valt af te leiden uit het ter kennisneming van de rechtbank bij de stukken gevoegde dossier met parketnummer 07.630243-07, en zoals ook door de verdachte tegenover de politie is erkend en voorts ter terechtzitting is bevestigd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden worden miskend. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De verdachte heeft in korte tijd een reeks van woninginbraken alsmede enkele andere strafbare feiten gepleegd. Het motief dat de verdachte voor de inbraken heeft gegeven, te weten dat hij nadat hij een feest had gegeven geld nodig had om leuke dingen te kunnen doen, acht de rechtbank volstrekt onacceptabel. De rechtbank heeft bij haar beslissing ook gewicht toegekend aan de berekenende wijze waarop de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd. De verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de woninginbraken heeft onderzocht op welke adressen mogelijk courante en kostbare goederen zouden zijn te vinden. Vervolgens is hij, om de pakkans zoveel mogelijk te verkleinen, via een openstaand raampje de woningen binnengedrongen waarbij hij gebruik heeft gemaakt van handschoenen zodat hij geen vingerafdrukken zou achterlaten. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank voorts geen enkele compassie getoond met de slachtoffers van de door hem gepleegde inbraken, die zich als gevolg van de inbraken niet meer veilig voelen. Integendeel, ter terechtzitting heeft hij veeleer de indruk gewekt zichzelf als slachtoffer te zien. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval de enige passende reactie is.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 november 2007;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 29 maart 2006 uitgebracht door M. Reeders, reclasseringswerker Tactus;
een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 29 maart 2006 uitgebracht door V.L.B. Oude Huikink, reclasseringswerker Tactus;
een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 19 oktober 2007 uitgebracht door
H. Winters, reclasseringswerker Tactus.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan, dat de benadeelde partij
[naam], zelf schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit in de zaak met het parketnummer 07.400323-07. Met het oog op het causaal verband tussen het gepleegde feit en de schade is vereist dat de partij die schadevergoeding vordert zelf schade heeft geleden. De door [naam] gestelde schade betreft echter niet haarzelf, maar is de schade van haar dochter. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de gehele tenuitvoerlegging te gelasten van de door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Almelo bij vonnis van
28 november 2006 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
BESLISSING
- het primair ten laste gelegde in de zaak met het kenmerk 07.460936-07;
- het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde in de zaak met het kenmerk 07.400323-07;
- het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde in de zaak met het kenmerk 07.630243-07
is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
- het primair in de zaak met het kenmerk 07.460936-07;
- het onder 1, 2 en 3 in de zaak met het kenmerk 07.400323-07;
- het onder 1 tot en met 5 in de zaak met het kenmerk 07.630243-07,
meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 08.710715-06
van de in het vonnis van 28 november 2006 van de meervoudige strafkamer van de
rechtbank Almelo voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten vijf maanden
gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. I.F. Clement, voorzitter, mrs. C.A.M. Heeregrave en
G.M.J. Vijftigschild, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Bruggen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2008.