ECLI:NL:RBZLY:2008:BC5828

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 07/278
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om toepassing 1%-regeling ziektekosten door gemeente Lelystad

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 februari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser A en het college van burgemeester en wethouders van Lelystad. Eiser had verzocht om de 1%-regeling toe te passen op zijn ziektekosten over het jaar 2005, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dat ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 20 november 2007 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. van Haandel, zijn standpunt toegelicht. Verweerder werd vertegenwoordigd door de heer J. Kemmink en mevrouw J. Steniger.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 2 januari 2006, waarin de afschaffing van de 1%-regeling werd aangekondigd, niet op de juiste wijze bekend is gemaakt volgens artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het besluit niet zijn ingetreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is en vernietigt het bestreden besluit van 15 januari 2007. Verweerder wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644, en moet het griffierecht van € 38 vergoeden.

Tegen deze uitspraak staat voor zowel eiser als verweerder hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 07/278
Uitspraak
in het geding tussen:
A te B,
eiser,
gemachtigde mr. M. van Haandel, regiojurist bij ABVAKABO FNV,
en
het college van burgemeester en wethouders van Lelystad,
verweerder.
1.Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2006 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat zijn verzoek om de 1%-regeling toe te passen op de door hem ingediende ziektekosten wordt afgewezen.
Tegen dit besluit is op 15 november 2006 een bezwaarschrift ingediend.
Dit bezwaarschrift is bij besluit van 15 januari 2007 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit op 16 februari 2007 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is op 20 november 2007 ter zitting behandeld. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. van Haandel, voornoemd.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de heer J. Kemmink en mevrouw J. Steniger.
2.Overwegingen
In dit geding dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking in rechte stand kan houden.
De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft bij verweerder een verzoek ingediend om de 1%- regeling toe te passen op de door hem ingediende ziektekosten over het jaar 2005. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen. Hierna heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals weergegeven onder rubriek 1 van deze uitspraak.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser voldoende is geïnformeerd over de afschaffing van de 1%- regeling per 1 januari 2006. In het kader van de voorlichting over het nieuwe zorgstelsel is de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht.
In december 2005 heeft verweerder voor alle post actieve medewerkers een informatie bijeenkomst georganiseerd over het nieuwe zorgstelsel. In maart 2006 zijn alle post actieve medewerkers schriftelijk geïnformeerd over de afschaffing van de 1%-regeling per 1 januari 2006 en dat tot 1 juli 2006 de gelegenheid bestond in het kader van de 1%-regeling ziektekosten te declareren. Dat eiser de vervolgbrieven op de bijeenkomst van december 2005 niet heeft ontvangen, is geen onvolkomenheid in de voorlichting door verweerder.
Eiser heeft in het beroepschrift en ter zitting betoogd dat het besluit inzake de afschaffing van de 1% -regeling niet op correcte wijze bekend is gemaakt en dat niet voor iedere IZA-verzekerde de sluitingsdatum voor het indienen van verzoeken op grond van de 1%-regeling is vastgesteld op 1 juli 2006. Deze datum kan per gemeente verschillen. De sluitingsdatum was bij eiser ook niet bekend. Verweerder heeft ten onrechte geen belangenafweging gemaakt. De afwijzing van het verzoek van eiser om vergoeding van kosten in het kader van de 1%- regeling is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) treedt een besluit pas in werking nadat die is bekend gemaakt. Uit de toelichting bij dit wetsartikel volgt dat de rechtsgevolgen van een besluit niet kunnen intreden voordat het aan de betrokken burgers is bekendgemaakt. Zolang het besluit nog niet bekend is gemaakt heeft het derhalve nog niet de gevolgen van een rechtshandeling. Bekendmaking is een constitutief vereiste voor het naar buiten toe kunnen werken van een besluit.
Ingevolge artikel 3:42, eerste lid van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door kennisgeving van het besluit of van de zakelijk inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws of huis-aan- huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Onder de gedingstukken bevindt zich de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (hierna: LOGA-circulaire) d.d. 21 december 2005 (gedingstuk 3). In deze circulaire is informatie opgenomen met betrekking tot de wijzigingen in de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling en Uitwerkings Overeenkomst ( hierna: de CAR-UWO) naar aanleiding van de op 1 januari 2006 in werking getreden Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). In de circulaire is aangegeven dat het LOGA heeft besloten om de 1%-regeling af te schaffen. Dit was geregeld in artikel 7:25:2 UWO.
Verweerder heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat gemeenten weliswaar zijn gebonden aan afspraken die in het LOGA zijn gemaakt zoals de in het LOGA overeengekomen CAR-UWO bepalingen en de wijzigingen daarin, maar dat deze wijzigingen niet rechtstreeks doorwerken in de gemeenten. Wijzigingen in de CAR-UWO bepalingen die in het LOGA worden overeengekomen krijgen binnen de gemeente pas rechtskracht wanneer ze door het college zijn vastgesteld. Dit is gebeurd bij besluit d.d. 2 januari 2006.
De rechtbank constateert dat bij besluit van 2 januari 2006 het college van de gemeente Lelystad heeft ingestemd met het besluit tot wijziging van de CAR en de UWO (betreffende onder andere de afschaffing van de 1%-regeling) met ingang van 1 januari 2006.
De rechtbank stelt vast dat het besluit van 2 januari 2006 niet is gericht tot een of meer belanghebbenden, zodat de bekendmaking hiervan diende plaats te vinden op de in artikel 3:42, eerste lid, van de Awb voorgeschreven wijze.
Verweerder heeft op 14 december 2005 –dus vóór de datum van het besluit- twee bijeenkomsten gehouden waarbij de post-actieven zijn geïnformeerd over de ingrijpende wijzigingen in de ziektekostenverzekering. Vervolgens heeft verweerder op 8 maart 2006 een brief aan de post actieven gestuurd waarin zij erop attent zijn gemaakt dat verzoeken voor vergoeding van ziektekosten op grond van de oude 1% regeling uiterlijk tot 1 juli 2006 kunnen worden ingediend.
De rechtbank kan hierin niet lezen dat verweerder op de in artikel 3:42 Awb voorgeschreven wijze het besluit van 2 januari 2006 bekend heeft gemaakt. Zeker niet nu eiser heeft aangegeven de brief van 8 maart 2006 destijds niet te hebben ontvangen en verweerder verzending daarvan niet aannemelijke heeft gemaakt. Nu niet is gebleken dat het besluit van 2 januari 2006 op de in dat artikel genoemde wijze is bekend gemaakt, moet de conclusie zijn dat –gelet op het bepaalde in artikel 3:40 van de Awb- de met het besluit beoogde rechtsgevolgen niet zijn ingetreden.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder moet opnieuw op het bezwaarschrift beslissen.
De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs met het beroep heeft moeten maken. Het bedrag van de te vergoeden kosten moet naar het oordeel van de rechtbank worden bepaald op € 644, - (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting x € 322, - x wegingsfactor 1). Voorts bestaat aanleiding te bepalen dat het door eiser betaalde griffierecht ad € 38, - wordt vergoed
3.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit d.d. 15 januari 2007 en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten tot op heden vastgesteld op € 644,--, te betalen door verweerder aan eiser;
-gelast dat de gemeente Lelystad aan eiser het griffierecht van ad € 38,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.G. van Arem en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.J. Knol als griffier, op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.