ECLI:NL:RBZLY:2008:BC5493

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.614470-06
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van voorwaardelijk opzet en alcoholvergiftiging

In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, met parketnummer 07.614470-06, heeft de rechtbank op 29 januari 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij een ander door middel van voorwaardelijk opzet. De officier van justitie, mr. M. Kamper, had gevorderd om de verdachte vrij te spreken van de primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten, en om de verdachte te veroordelen voor het uiterst subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van zes weken, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf. De rechtbank heeft de verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan het veroorzaken van een alcoholvergiftiging bij het slachtoffer, maar heeft geconcludeerd dat er geen bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet van de verdachte gericht op de dood of zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die zelf onder invloed van alcohol verkeerde, geen actieve rol heeft gespeeld in de alcoholconsumptie van het slachtoffer. Er was geen bewijs dat de verdachte sterke drank voor het slachtoffer heeft besteld, hem glazen heeft aangereikt of hem heeft aangemoedigd om te drinken. De rechtbank oordeelde dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de Polder Inn, waar het slachtoffer alcohol dronk, niet voldoende was om schuld aan de alcoholvergiftiging aan te nemen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de verdachte van het ten laste gelegde diende te worden vrijgesproken.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering, nu de verdachte van het hem ten laste gelegde werd vrijgesproken. De beslissing van de rechtbank werd uitgesproken door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, en mrs. G.H. Meijer en H.M. Schaak, rechters, in aanwezigheid van griffier E.M. Scheffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.614470-06
Uitspraakdatum : 29 januari 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.A.M. Ramaekers, advocaat te Emmeloord.
De officier van justitie, mr. M. Kamper, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte vrij te spreken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde;
- de veroordeling van verdachte ter zake het uiterst subsidiair ten laste gelegde tot:
? een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
? een taakstraf, bestaande uit de leerstraf ‘middelen en delict’;
- de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt de gewijzigde tenlastelegging, na splitsing ter terechtzitting, als aangehecht)
BEWIJS
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte gericht op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer].
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is de vraag of verdachte door zijn handelen in de richting van [slachtoffer] een (naar algemene ervaringsregels) aanmerkelijke kans op het toebrengen van dodelijk letsel dan wel zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend en acht daartoe ondermeer redengevend dat niet is komen vast te staan dat verdachte een actieve rol heeft gespeeld bij de alcoholconsumptie van [slachtoffer] door bijvoorbeeld voor hem sterke drank te bestellen, hem glazen sterke drank aan te reiken of hem aan te moedigen tot de consumptie van sterke drank. Voorts is onduidelijk gebleven of verdachte (die onder invloed van alcohol verkeerde) op de hoogte was van de precieze inhoud van de voor [slachtoffer] geschonken glazen, alsmede van het aantal geschonken glazen.
Nu het handelen niet kan worden gepreciseerd, laat staan de kans op het gevolg kan worden gewogen, kan niet anders worden geconcludeerd dan tot het ontbreken van de voorwaardelijke opzet op de dood dan wel het zwaar lichamelijk letsel.
Vervolgens staat ter beoordeling of het aan de schuld van verdachte is te wijten dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel – een alcoholvergiftiging – heeft opgelopen. Zoals hiervoor overwogen is niet gebleken dat verdachte, die zoals boven overwogen, ook zelf onder invloed van alcohol verkeerde, een actieve rol heeft gespeeld bij de alcoholconsumptie van [slachtoffer]. Zo is niet gebleken dat verdachte zelf een of meerdere glazen heeft aangereikt aan [slachtoffer], noch dat hij ze heeft besteld dan wel heeft betaald. Weliswaar is verdachte aanwezig geweest in de Polder Inn in de periode dat [slachtoffer] de glazen met sterke drank heeft leeggedronken, maar deze enkele aanwezigheid van verdachte levert geen schuld op in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte dient derhalve tevens van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] dient in zijn vordering niet ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in zijn vordering niet ontvankelijk is.
Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en H.M. Schaak, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2008.