ECLI:NL:RBZLY:2008:BC5485
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.M. Schaak
- G.H. Meijer
- G.J.J.M. Essink
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van mesgebruik tijdens vechtpartij
In de zaak tussen het openbaar ministerie en de verdachte, die op 19 februari 2008 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, stond de verdachte terecht voor poging tot doodslag. De officier van justitie, mr. M.J.E. Vink, eiste een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van € 5.600,-- aan de benadeelde partij. De verdachte werd beschuldigd van het steken of snijden van de benadeelde partij met een mes tijdens een vechtpartij op 17 oktober 2007. Echter, de rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen inconsistent waren en dat de benadeelde partij zelf geen mes had gezien. De getuigenverklaringen verschilden aanzienlijk in hun beschrijvingen van het mes, wat de geloofwaardigheid van hun getuigenissen ondermijnde. Bovendien bleek uit het dossier dat de verwondingen van de benadeelde partij niet eenduidig waren toegebracht met een mes, en de verdachte was bij zijn aanhouding niet in het bezit van een mes.
Op basis van deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. M.C.R. Verstraeten.