ECLI:NL:RBZLY:2008:BC5438

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/600381-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld plegen in vereniging met schadevergoeding aan benadeelde partij

In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, met parketnummer 07/600381-07, is op 19 februari 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld plegen in vereniging. De officier van justitie, mr. S.J. Buis, eiste een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 499,48. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, namelijk openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, zoals strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij, [slachtoffer], schade had geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit, en dat de hoogte van de schade voldoende was onderbouwd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van € 499,48 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft bepaald dat bij gebreke van betaling deze verplichting kan worden omgezet in 9 dagen hechtenis. De rechtbank heeft ook de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, tot op heden begroot op nihil, aan de verdachte opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van een andere benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat deze zich leende voor behandeling in het strafgeding.

De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf opgelegd van 100 uur, met de mogelijkheid dat deze wordt omgezet in hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte, waarbij rekening is gehouden met het uittreksel justitiële documentatie waaruit bleek dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07/600381-07
Uitspraakdatum : 19 februari 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen:
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. S.J. Buis, heeft ter terechtzitting, rekening houdend met het tijdsverloop, gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het primair tenlastegelegde tot:
? een werkstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis;
? toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 499,48 alsmede de oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting van 25 oktober 2007 gewijzigd).
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie en kopie wijziging dagvaarding)
Het betoog van de raadsvrouw dat verdachte geen enkel aandeel in de openlijk geweldpleging heeft gehad verwerpt de rechtbank. Uit de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer], ondersteund door getuigenverklaringen, alsmede uit verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] komt het beeld naar voren dat juist verdachte op het station in Lelystad bewust [slachtoffer] heeft opgezocht, hem heeft proberen beentje te lichten en hem ook heeft geduwd tegen de schouder, zoals [slachtoffer] verklaart. Aan de worsteling waarin [slachtoffer] geraakt doen ook alle drie de jongens mee. Buiten de twee medeverdachten kan het dan ook niet anders dan dat het ook om verdachte gaat.
Van het primair meer of anders tenlastegelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
primair:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Het feit en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 januari 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
BENADEELDE PARTIJ
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij
[slachtoffer] te Almere, rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte primair bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier met bijlagen en de mondelinge toelichting daarop van [slachtoffer] ter terechtzitting, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van (in ieder geval) € 499,48, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] te Utrecht, is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
BESLISSING
Het primair tenlastegelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 100 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 499,48, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van zijn verplichting zal zijn bevrijd. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 499,48 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en H.M. Schaak rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.R. Verstraeten, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2008.