RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.450050-06
Uitspraak: 29 januari 2008
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Staijen, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. C. Berendsen, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een werkstraf van 25 uren subsidiair 12 dagen jeugddetentie.
De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging)
De verdachte dient van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1 subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
1. subsidiair: Medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 junctis de artikelen 310 en 48 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde feit heeft de raadsman namens verdachte een beroep gedaan op noodweer. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachtes vriend door aangever zonder enige rechtsgrond werd aangehouden waarop verdachte zich in de voor zijn vriend ontstane noodweersituatie heeft gemengd en heeft beoogd te bewerkstelligen dat deze vrijelijk kon vertrekken.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer aangezien niet aannemelijk is geworden dat het optreden van aangever zodanig is geweest dat de aanhouding van verdachtes vriend zonder meer als wederrechtelijk kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft iedere burger, dus ook aangever, de bevoegdheid om bij betrapping op heterdaad ter zake van elk delict tot aanhouding over te gaan. Aangezien verdachte en zijn vriend zich in het zwembad schuldig hadden gemaakt aan baldadig gedrag en de zweminrichting niet onmiddellijk hebben verlaten toen de rechthebbende hen sommeerde weg te gaan, stond het aangever in dit geval vrij om verdachtes vriend in afwachting van de komst van de politie aan te houden. Naar het oordeel van de rechtbank is van een noodweersituatie geen sprake geweest.
De verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 december 2007;
- een de verdachte betreffend rapport raadsonderzoek strafzaken d.d. 12 april 2006, uitgebracht door de Raad voor de Kinderbescherming regio Overijssel;
- een psychologisch rapport betreffende verdachte d.d. 4 december 2006, uitgebracht door mevrouw drs. S. Wijga, klinisch psycholoog te Hengelo (Gld);
- een psychiatrisch rapport betreffende verdachte d.d. 29 augustus 2007, uitgebracht door mr. D.F.J. Hoekstra, arts-gedragsdeskundige te Rekken;
- een psychiatrisch rapport betreffende verdachte d.d. 3 september 2007, uitgebracht door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater te Zwolle;
- een de verdachte betreffend briefrapport d.d. 3 januari 2008 van de William Schrikker Jeugdreclassering te Diemen;
- de overige stukken van het de verdachte betreffend persoonsdossier.
Voormelde gedragskundige rapporten houden als conclusie onder meer in dat betrokkene ten tijde van het plegen van de feiten – indien bewezen - als enigszins verminderd toerekenings-vatbaar kan worden beschouwd.
De rechtbank neemt de conclusie op de in de rapporten aangedragen gronden over en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 63, 77a, 77h, 77m, 77n en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 25 (zegge: vijfentwintig) uren, te voltooien binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 12 (zegge: twaalf) dagen jeugddetentie, althans een aantal dagen jeugddetentie dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, plaatsvervangend-kinderrechter, voorzitter,
mrs. J.H. Bosch en F. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van W.F. Grotenhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2008.