ECLI:NL:RBZLY:2008:BC3559

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
31 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07630073-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak met meerdere tenlasteleggingen en bewijsproblemen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 31 januari 2008 werd berecht door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie, mr. I. Verkerk, had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot twaalf maanden gevangenisstraf en de schadevergoedingsmaatregelen toe te wijzen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de informatie die door de opsporingsambtenaren is verzameld, waaronder telefoontaps, observaties en camerabeelden, onvoldoende bewijs biedt om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs is dat de verdachte op de tijdstippen van de misdrijven aanwezig was of betrokken was bij de gepleegde feiten. De beelden van de observatiecamera's en de verklaringen van de opsporingsambtenaren waren niet voldoende om een verband te leggen tussen de verdachte en de ten laste gelegde diefstallen. Hierdoor heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de benadeelde partijen, die vorderingen hadden ingediend, niet ontvankelijk zijn in hun claims, nu de verdachte is vrijgesproken van alle beschuldigingen. De rechtbank heeft ook de vordering tot verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen afgewezen, omdat deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring nu de verdachte is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630073-07
Uitspraak: 31 januari 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres]
thans verblijvende in de [verblijfplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2008. De verdachte is niet in persoon verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De officier van justitie, mr. I. Verkerk, heeft ter terechtzitting gevorderd
- de vrijspraak van verdachte terzake het onder 4 ten laste gelegde;
- de veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde tot twaalf maanden gevangenisstraf met aftrek van de duur van de voorlopige hechtenis;
- de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1]
ad € 3426,88 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2]
ad € 2800,67 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- de ontneming van het uit de ten laste gelegde feiten wederrechtelijk verkregen voordeel ad € 5883,-;
- verbeurdverklaring ten aanzien van de van verdachte inbeslaggenomen goederen .
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Waar de officier van justitie uitdrukkelijk de veroordeling van de verdachte heeft gevorderd, overweegt de rechtbank ten aanzien van het onder 1 tot en met 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat in het opsporingsonderzoek op rechtmatige wijze informatie is vergaard. Deze informatievergaring heeft hierin bestaan dat er telefoons zijn afgetapt, het woonadres van de verdachte met behulp van camera’s is geobserveerd en een peilbaken is geplaatst op een auto, te weten een [a[auto merk]erk] met het kenteken [kenteken auto] Daarnaast bevat het dossier afdrukken van beelden die door bewakingscamera’s op de plaats van de ten laste gelegde misdrijven zijn geregistreerd.
De rechtbank stelt voorop dat uit de door het openbaar ministerie aangedragen opsporingsmiddelen, in het bijzonder de beelden die door observatiecamera’s zijn geregistreerd en de beelden afkomstig van bewakingscamera’s, controleerbaar en inzichtelijk moet zijn op basis van welke feiten en omstandigheden de met de opsporing belaste ambtenaren tot hun bevindingen zijn gekomen dat de verdachte en/of zijn mededaders de ten laste gelegde feiten hebben gepleegd dan wel dat de verdachte hierbij betrokken is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat op de in het dossier aanwezige beelden van de observatiecamera’s niet kan worden waargenomen dat de verdachte op de ten laste gelegde tijdstippen inzittende is geweest van de [auto merk] die nabij of op de plaats en tijdstip van de diefstallen zou zijn gezien. Weliswaar is door de opsporingsambtenaren geverbaliseerd dat de verdachte op bepaalde tijdstippen - die verband zouden kunnen houden met de tijdstippen waarop de diefstallen zijn gepleegd - in deze auto is gestapt, maar voor de rechtbank is niet inzichtelijk of te verifiëren op basis waarvan de opsporingsambtenaren dit hebben geconcludeerd. Het vorenstaande klemt te meer nu verder op geen enkele wijze is waargenomen dat de verdachte op de ten laste gelegde tijdstippen op de plaats van de misdrijven aanwezig is geweest. Nu voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten enig verband moet kunnen worden gelegd tussen het gebruik van de genoemde auto en de persoon van de verdachte en dit verband niet kan worden gelegd, is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de verdachte de ten laste gelegde opzetheling en diefstallen heeft gepleegd dan wel hier bij betrokken is geweest.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aangedragen informatie afkomstig uit de telefoontaps, het peilbaken en de camerabeelden op zichzelf, noch in onderlinge samenhang bezien, voldoende gronden bevatten voor het bewijs dat de verdachte dan wel zijn mededaders de diefstallen hebben gepleegd dan wel dat de verdachte hierbij betrokken is geweest.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, nu de verdachte is vrijgesproken van de feiten die hem ten laste zijn gelegd.
Benadeelde partij
Nu de verdachte is vrijgesproken terzake van al hetgeen hem ten laste is gelegd, zijn de benadeelde partijen [benadeelde partij 1 + 2] [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] in hun vorderingen niet ontvankelijk.
BESLISSING
Het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1 + 2] [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] in hun vorderingen niet ontvankelijk nu de verdachte terzake van al hetgeen hem ten laste is gelegd is vrijgesproken.
De rechtbank wijst de vordering tot verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen af.
Aldus gewezen door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. G.M.J. Vijftigschild en
I.F. Clement, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Bruggen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2008.