vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 136419 / KG ZA 07-397
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN GELDER HATTEM 2 B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hattem,
eiseres,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. J. Kalisvaart te Arnhem,
1. [gedaagde A],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INFRA-NOVA B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nunspeet,
gedaagden,
procureur mr. D. Meulenberg,
advocaat mr. S.L. Geeraths te Almelo.
Partijen zullen hierna Van Gelder en [gedaagden] genoemd worden en gedaagden zullen indien nodig afzonderlijk onder eigen naam vermeld worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding met producties
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling door mr. Geeraths toegezonden producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [gedaagden]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Met ingang van 1 januari 2006 is [gedaagde A] in dienst getreden bij Van Gelder. De arbeidsovereenkomst kent blijkens artikel 13 lid 2 het volgende verbod:
“Het is werknemer niet toegestaan om, direct dan wel indirect, derhalve op welke wijze dan ook, werknemers van de vennootschap, dan wel van de aan haar gelieerde vennootschappen, te benaderen, teneinde hen ertoe te bewegen de arbeidsovereenkomst met de vennootschap, dan wel met een van aan haar gelieerde vennootschappen te beëindigen, en wel gedurende een periode van 1 jaar na beëindiging van de tussen de vennootschap en werknemer bestaande arbeidsovereenkomst.
Het is werknemer evenmin toegestaan om bedoelde werknemers direct of indirect, derhalve op welk wijze dan ook, in dienst te nemen, althans te doen nemen, dan wel anderszins voor zich werkzaamheden te laten verrichten, en wel gedurende een periode van 1 jaar na de beëindiging van de tussen de vennootschap en werknemer bestaande arbeidsovereenkomst.”
2.2. Op 23 mei 2007 heeft [gedaagde A] zijn arbeidsovereenkomst met Van Gelder opgezegd; het dienstverband is per 28 juli 2007 beëindigd.
2.3. [oud-medewerker A], [oud-medewerker B], [oud-medewerker C], [oud-medewerker D] en [oud-medewerker E], allen oud-werknemers van Van Gelder dan wel van een aan Van Gelder gelieerde vennootschap, zijn in de periode augustus/september 2007 in dienst getreden bij Infra-Nova B.V.
2.4. [gedaagde A] is middellijk bestuurder van Infra-Nova B.V.
3.1. Van Gelder vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde A] en Infra-Nova B.V. te verbieden om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis op welke wijze dan ook de werknemers van Van Gelder en van de aan haar gelieerde besloten vennootschappen, waaronder Van Gelder Rail B.V., te benaderen, en wel met het oogmerk hen ertoe te bewegen bij [gedaagde A] en/of Infra-Nova B.V. in dienst te treden, dan wel hen daadwerkelijk in dienst te nemen, althans anderszins werkzaamheden voor zich te laten verrichten, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel te hebben;
2. [gedaagde A] en Infra-Nova B.V. te gebieden de met [oud-medewerker A], [oud-medewerker C], [oud-medewerker D], [oud-medewerker E] en [oud-medewerker B] bestaande arbeidsovereenkomsten binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te beëindigen c.q. te verbreken, en beëindigd c.q. verbroken te houden tot 28 juli 2008;
3. te bepalen dat [gedaagde A] en Infra-Nova B.V. bij overtreding van het verbod sub 1 en het gebod sub 2 ten behoeve van Van Gelder zullen verbeuren terstond een dwangsom ten bedrage van EUR 50.000,00 alsmede van EUR 10.000,00 voor iedere dag dat een overtreding van deze verboden en het niet naleven van het gebod voortduurt, althans zodanige bedragen als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te moeten vaststellen;
4. [gedaagde A] en Infra-Nova B.V. te veroordelen in de kosten van deze kort geding procedure.
3.2. [gedaagden] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Van een spoedeisend belang van Van Gelder bij haar vorderingen is voldoende gebleken.
4.2. De raadsman van Van Gelder heeft bij de aanvang van zijn eerste termijn ter zitting een eiswijziging met betrekking tot het onder 2 gevorderde aangekondigd. In de onderstaande beoordeling zal daar niet op ingegaan worden, nu de raadsman in het vervolg van de zitting hier niet op teruggekomen is.
4.3. Van Gelder heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde A] dan wel Infra-Nova B.V. werknemers van Van Gelder heeft benaderd om deze werknemers ertoe te bewegen in dienst te treden bij Infra-Nova B.V. Voorts heeft Van Gelder gesteld dat Infra-Nova B.V. sinds kort in ieder geval vijf oud-werknemers van Van Gelder daadwerkelijk in dienst heeft genomen. Het voorgaande levert naar de mening van Van Gelder strijd op met artikel 13 lid 2 van de beëindigde arbeidsovereenkomst tussen Van Gelder en [gedaagde A]. [gedaagden] heeft dit betwist en daartoe aangevoerd dat er geen werknemers zijn benaderd en daarnaast dat het Infra-Nova B.V. vrij stond oud-werknemers van Van Gelder in dienst te nemen.
4.4. De kern van het geschil betreft de vraag op welke manier artikel 13 lid 2 uitgelegd dient te worden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde A] op grond van artikel 13 lid 2 tot 28 juli 2008 geen werknemers van Van Gelder mag benaderen, maar ook geen werknemers daadwerkelijk in dienst mag (doen) nemen. Dit blijkt uit het in de tweede volzin van artikel 13 lid 2 gebruikte woord ‘evenmin’. De voorzieningenrechter verwerpt het verweer dat [gedaagden] het verbod om werknemers van Van Gelder in dienst te nemen niet heeft geschonden, omdat het hier ging om ‘oud-werknemers’ van Van Gelder.
Daartoe stelt [gedaagden] dat de omstreden werknemers zelf reeds ontslag hadden genomen bij Van Gelder om andere redenen dan de wens om bij [gedaagden] in dienst te treden. Bij Van Gelder zou, aldus nog steeds [gedaagden], een onaangename werksfeer heersen.
In dit onderscheid tussen enerzijds werknemers van Van Gelder (als bedoeld in artikel 13 lid 2 van de overeenkomst) en anderzijds ‘oud-werknemers’ volgt de rechtbank [gedaagden] niet. In de eerste plaats heeft Van Gelder gemotiveerd weersproken dat de betreffende werknemers bij haar zijn vertrokken om reden dat sprake zou zijn van een slechte werksfeer en heeft [gedaagden] het tegendeel vervolgens onvoldoende aannemelijk gemaakt. In de tweede plaats hebben de betreffende werknemers hun arbeidsovereenkomsten met Van Gelder opgezegd binnen enkele weken nadat [gedaagde A] voor zichzelf was begonnen. Zij traden vervolgens zonder relevante tussenperiode of een dienstverband met een derde bij [gedaagden] in loondienst. Zelfs indien [gedaagden] de wisseling van werkgever niet heeft bewerkt, is het verweer dat er op gebaseerd is dat het hier ging om zich, voor Van Gelder vrij op de arbeidsmarkt bewegende werknemers, wiens vrije beschikbaarheid los te is zien van het vertrek van [gedaagden] onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Het had, onder de gegeven omstandigheden, op de weg van [gedaagden] gelegen om een arbeidsovereenkomst met de bedoelde werknemers te weigeren. Nu zij dat niet heeft gedaan maakt [gedaagden] inbreuk op de contractuele rechten van Van Gelder en heeft zij daarvan de juridische consequenties voor haar rekening te nemen.
4.5. [gedaagde A] heeft als middellijk bestuurder van Infra-Nova B.V. met het in dienst (doen) nemen van [oud-medewerker A], [oud-medewerker B], [oud-medewerker C], [oud-medewerker D] en [oud-medewerker E] in strijd gehandeld met artikel 13 lid 2, hetgeen aangemerkt dient te worden als een toerekenbare tekortkoming jegens Van Gelder. Voorts heeft Infra-Nova B.V. onrechtmatig gehandeld ten opzichte van Van Gelder door voormelde werknemers in dienst te nemen, terwijl zij wist dan wel geacht moest worden op de hoogte te zijn dat haar middellijk bestuurder [gedaagde A] daarmee wanprestatie pleegde.
4.6. Het onder 1 gevorderde zal worden toegewezen met dien verstande dat het toe te wijzen verbod overeenkomstig artikel 13 lid 2 geldt tot 28 juli 2008. Het onder 2 gevorderde zal daarentegen afgewezen worden, omdat bij toewijzing daarvan ook de belangen van derden, te weten de werknemers die ontslagen zouden worden, geschaad zouden worden zonder dat dezen zich hebben kunnen verweren tegen de hier bedoelde vordering. Voorts is het onder 2 gevorderde te ruim geformuleerd, nu de genoemde werknemers niet in dienst zijn bij [gedaagde A] maar uitsluitend bij Infra-Nova B.V. Ten slotte zou het ontslaan van deze werknemers zonder het in acht nemen van enige opzegtermijn strijd opleveren met dwingendrechtelijke bepalingen uit het arbeidsrecht.
4.7. De gevorderde dwangsom van EUR 50.000,- zal worden toegewezen en daarnaast als hierna in het dictum te vermelden worden gemaximeerd. De gevorderde dwangsom van EUR 10.000,- zal afgewezen worden, nu deze onlosmakelijk verbonden is met het onder 2 gevorderde, welke vordering blijkens het vorenoverwogene afgewezen zal worden.
4.8. [gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van van Gelder worden begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- vast recht 251,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.225,85
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt [gedaagden] om met onmiddellijke ingang na de betekening van dit vonnis tot 28 juli 2008 op welke wijze dan ook de werknemers van Van Gelder en van de aan Van Gelder gelieerde besloten vennootschappen, waaronder Van Gelder Rail B.V., te benaderen, en wel met het oogmerk hen ertoe te bewegen bij [gedaagde A] en/of Infra-Nova B.V. in dienst te treden, dan wel hen daadwerkelijk in dienst te nemen, althans anderszins werkzaamheden voor zich te laten verrichten, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel te hebben,
5.2. bepaalt dat [gedaagden] voor iedere keer dat hij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan van Gelder een dwangsom verbeurt van EUR 50.000,00, tot een maximum van EUR 250.000,00,
5.3. veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van van Gelder tot op heden begroot op EUR 1.225,85,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. van Rijssen en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2007.