ECLI:NL:RBZLY:2007:BB9806
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.I. Lammertsma-van der Heij
- F.G. van Arem
- F. van der Maden
- Rechtspraak.nl
Weigering WW-uitkering aan docent met veroordeling wegens ontucht
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een docent, eiser, en de Raad van Bestuur van het UWV, verweerder. Eiser had een veroordeling wegens ontucht op zijn naam staan en verzocht om een WW-uitkering na zijn werkloosheid die op 1 december 2006 was ingetreden. Verweerder weigerde de uitkering op basis van artikel 24, lid 2 sub a van de Werkloosheidswet (WW), omdat eiser verwijtbaar werkloos zou zijn geworden. Eiser had zijn justitiële verleden verzwegen tijdens sollicitaties, wat leidde tot zijn ontslag uit twee onderwijsfuncties. De rechtbank moest beoordelen of verweerder op goede gronden tot deze weigering had kunnen komen.
De rechtbank overwoog dat eiser in het verleden als docent had gewerkt, maar door zijn veroordeling was hij ontzet van het recht om als leraar te werken. Ondanks deze ontzetting had hij geprobeerd om opnieuw in het onderwijs aan de slag te gaan, zonder melding te maken van zijn verleden. De rechtbank concludeerde dat het verzwijgen van zijn verleden een dringende reden opleverde voor zijn werkloosheid, en dat eiser in ernstige mate ongeschikt was voor een functie in het onderwijs. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat er sprake was van verwijtbare werkloosheid en dat de weigering van de WW-uitkering gerechtvaardigd was.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en stelde vast dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld.