vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 135668 / KG ZA 07-360
Vonnis in kort geding van 31 augustus 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GARAGE DE CROON B.V.,
gevestigd te Twello,
eiseres,
procureur mr. H.J. de Groot,
[gedaagde], h.o.d.n. [bedrijf],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde mr. B.C.S.J. van den Berg te Arnhem.
Partijen zullen hierna De Croon en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van De Croon
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Croon heeft haar benzinestation met bijbehorende ruimten, waaronder een werkruimte, aan de [adres] te [woonplaats], verhuurd aan [A], h.o.d.n. [X].
2.2. [X], vertegenwoordigd door [Z], heeft de werkruimte met ingang van 1 oktober 2003 onderverhuurd aan [gedaagde], voor EUR 1.438,85 per maand.
2.3. Tussen [gedaagde] en [Z] is bij deze rechtbank, sector kanton, locatie [woonplaats], een verzoekschriftprocedure aanhangig geweest dat heeft geleid tot een beschikking van 12 oktober 2005.
2.4. Tussen De Croon en [Z] is ook een procedure bij deze rechtbank, sector Kanton, locatie [woonplaats], aanhangig geweest. Tijdens de gehouden comparitie van partijen op 21 juni 2007 zijn De Croon en [Z] overeengekomen de huurovereenkomst tussen hen per dezelfde datum te ontbinden.
3.1. De Croon vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
- de werkplaats aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten en te ontruimen;
- aan De Croon te voldoen het te weinig betaalde bedrag over de maand juli 2007, zijnde EUR 623,50 en vanaf 1 augustus 2007 het bedrag van EUR 2.033,85 (inclusief BTW), gedurende iedere maand of gedeelte van de maand dat [gedaagde] de beschikking heeft over de werkplaats aan de [adres], met dien verstande dat dit bedrag als gebruiksvergoeding beschouwd dient te worden;
- in de kosten van deze procedure.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het verweer van [gedaagde] dat de voorzieningenrechter onbevoegd is en dat de zaak door de kantonrechter, als de in huurzaken als de onderhavige bevoegde rechter, dient te worden behandeld stuit af op het bepaalde in artikel 254 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Zowel de voorzieningenrechter als de kantonrechter zijn gelijkelijk bevoegd en het is aan eiser om de keus te maken; gedaagde kan geen verwijzing vragen.
4.2. Voorts overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Krachtens artikel 7:306 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) eindigt een onderhuurovereenkomst van bedrijfsruimte (de kantonrechter heeft in zijn beschikking van 2 oktober 2005, gewezen tussen [gedaagde] en [Z], beslist dat het bij de werkplaats van [gedaagde] gaat om bedrijfsruimte in de zin van art. 7:290 lid 2 BW) op het door de rechter op vordering van de hoofdverhuurder overeenkomstig art. 7:296 lid 5 BW vastgestelde tijdstip van ontruiming.
In het kader van hun procedure bij de kantonrechter hebben De Croon en [Z] de hoofdhuurovereenkomst in onderling overleg beëindigd bij gelegenheid van de tussen hen belegde comparitie van partijen van 21 juni 2007. De verplichting om met de belangen van onderhuurder [gedaagde] rekening te houden is daarmee bij De Croon en [Z] komen te liggen. Immers een rechterlijke uitspraak waarin gelet op het bepaalde in artikel 7:296 lid 5 met de bescherming van die belangen door de kantonrechter rekening zou zijn gehouden is niet gevolgd.
4.3. [gedaagde] heeft niet ingestemd met beëindiging van de onderhuur. Dat behoeft de hoofdverhuurder niet de mogelijkheid te ontnemen hem tot ontruiming te dwingen maar daar zit voor de hoofdhuurder in casu een verplichting tot schadevergoeding aan vast (artikel 7:306 lid 2). Dat klemt te meer nu [Z] ook overigens onvoldoende heeft gewaakt voor de belangen van zijn onderhuurder. Deze is blijkbaar niet door [Z] in de procedure tussen De Croon en [Z] geroepen op de voet van artikel 7:306 lid 3 BW jo artikel 118 Rv om aldus zelf zijn belangen te bewaken. Bovendien staat vast dat [Z] zich niet als een goed huurder heeft gedragen en daarmee De Croon een opzeggingsgrond heeft gegeven. Ook in zoverre heeft hij onvoldoende met de belangen van [gedaagde] rekening gehouden (verwezen wordt naar de MvT, kamerstukken II 1999/2000, 26.932 nr. 3, p. 11 en 12).
4.4. Nu omtrent een aanbod van schadevergoeding door De Croon en/of [Z] niets is gesteld of gebleken, de voorzieningenrechter daarover überhaupt niet tot oordelen is geroepen – wat er overigens zij van enig spoedeisend belang van De Croon, waarover hij niets heeft gesteld – dient zijn vordering tot ontruiming te worden afgewezen. Hij zal zich met een ontruimingsvordering bij de kantonrechter hebben te vervoegen.
4.5. Nu de vordering tot ontruiming zal worden afgewezen en [gedaagde] heeft aangegeven de maandelijkse huurprijs, die hij was verschuldigd aan [X], vanaf 1 juli 2007 aan De Croon te willen voldoen, en hij dat ook al (gedeeltelijk) heeft gedaan, is het door De Croon onder het tweede gedachtestreepje gevorderde toewijsbaar. Kennelijk is het te betalen bedrag samengesteld uit twee delen, te weten:
- een bedrag van EUR 1.059,12, vermeerderd met EUR 150,-- voorschot energie en met BTW, totaal EUR 1.438,85 als huurprijs voor de onroerende zaak;
- een bedrag van EUR 500,--, vermeerderd met BTW als huurprijs van roerende zaken bestaande uit testapparatuur, balanceerapparaat, remvertragingsmeter,
in totaal een bedrag van EUR 2.033,85 per maand.
Gedurende deze procedure is niet aan de orde geweest of [gedaagde] de roerende zaken huurt zodat dit gedeelte van de vordering zal worden toegewezen voorzover [gedaagde] die roerende zaken daadwerkelijk huurt en hij over de maand juli 2007 de bijbehorende huurprijs nog niet heeft voldaan.
4.6. De Croon zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.155,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] aan De Croon te voldoen het te weinig betaalde bedrag over de maand juli 2007, zijnde EUR 623,50, en vanaf 1 augustus 2007 het bedrag van EUR 1.438,85 per maand als gebruiksvergoeding voor de werkplaats aan de [adres] te [woonplaats], alsmede het bedrag van EUR 595,-- per maand als gebruiksvergoeding voor de roerende zaken, voorzover deze door hem worden gehuurd,
5.2. veroordeelt De Croon in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.155,00,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Ariëns en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2007.