ECLI:NL:RBZLY:2007:BB9222

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133873 - KG ZA 07-277
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoire beslagen door JMB Timmerwerken B.V. tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Randmeren

In deze zaak heeft JMB Timmerwerken B.V. (hierna: JMB) een kort geding aangespannen tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Randmeren en de Staat der Nederlanden. JMB vordert onder andere een verklaring voor recht dat de Ontvanger en de Inspecteur onrechtmatig hebben gehandeld door conservatoire beslagen te leggen onder schuldenaren van JMB. De conservatoire beslagen zijn gelegd in februari en maart 2007, en JMB stelt dat deze beslagen het voor haar onmogelijk maken om een openstaande vordering van EUR 163.825,- op L&L Boeren B.V. te incasseren. JMB stelt dat het voortbestaan van haar onderneming afhankelijk is van de voldoening van deze vordering.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van JMB beoordeeld en geconcludeerd dat JMB geen belanghebbende is in de zin van artikel 705 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit betekent dat JMB niet kan vorderen dat de Ontvanger stukken aan Boeren ter beschikking stelt, omdat zij geen zelfstandig recht heeft op de beslagen goederen. De rechter heeft vastgesteld dat JMB slechts een schuldeiser is van Boeren en dat zij geen recht kan doen gelden dat de Ontvanger moet eerbiedigen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van JMB afgewezen en haar niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot opheffing van het beslag. JMB is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Ontvanger zijn begroot op EUR 1.155,-. Dit vonnis is uitgesproken op 6 juli 2007 door mr. G. van Rijssen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 133873 / KG ZA 07-277
Vonnis in kort geding van 6 juli 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JMB TIMMERWERKEN B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseres,
procureur mr. M.F.H.M. van Haastert,
advocaat mr. P.J. Siekman te Hoofddorp,
tegen
1. DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST RANDMEREN,
mede kantoorhoudend te Lelystad,
2. STAAT DER NEDERLANDEN (STAATSSECR. VAN FINANCIËN),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagden,
procureur mr. H.R. Quint,
advocaat mr. E.E. Schipper te Amsterdam.
Partijen zullen hierna JMB en de Ontvanger genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van JMB
- de pleitnota van de Ontvanger.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Ontvanger heeft in februari en maart 2007 conservatoire beslagen gelegd onder de heer [A] en onder L&L Boeren B.V. (hierna “Boeren”).
2.2. Op 25 april 2007 heeft de Inspecteur aanslagen opgelegd ter grootte van in totaal ca. EUR 950.000,-. Deze aanslagen houden onder meer verband met het door Boeren geen gebruik maken van de verleggingsregeling en het toepassen van het lage BTW-tarief.
2.3. Het boekenonderzoek door de Inspecteur loopt nog.
3. Het geschil
3.1. JMB vordert, samengevat:
a. een verklaring voor recht dat de Ontvanger en de Inspecteur met hun handelwijze onrechtmatig jegens JMB hebben gehandeld;
b. een verklaring voor recht dat de Inspecteur in redelijkheid niet tot aanslagen had kunnen komen ter grootte van ca. EUR 950.000,-;
c. de Inspecteur te gebieden stukken aan Boeren ter beschikking te stellen;
d. het beslag op de aan Boeren toebehorende vermogensbestanddelen te beperken tot EUR 200.000,-, althans een maatregel te treffen waardoor Boeren in staat zal zijn de vordering van JMB te voldoen.
3.2. De Ontvanger voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Door JMB is gesteld dat zij, samen met JMB Schilderwerken BV een vordering heeft op Boeren ter grootte van EUR 163.825,- in verband met door haar voor Boeren verrichte werkzaamheden. Volgens JMB heeft de Ontvanger beslag gelegd op alle activa van Boeren, waardoor het voor Boeren onmogelijk is geworden om de vordering van JMB te voldoen. Het voortbestaan van JMB is, zo wordt door JMB gesteld, afhankelijk van voldoening van de openstaande vordering.
4.2. Door de Ontvanger is primair aangevoerd dat gelet op het bepaalde in art. 438 lid 5 Rv de dagvaarding van JMB nietig is, dan wel dat JMB niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Door JMB is immers wel de beslaglegger gedagvaard, maar niet degene onder wie het beslag is gelegd, zoals door voormeld artikel wel wordt voorgeschreven. Het niet opgeroepen zijn van Boeren zou tot consequentie moeten hebben dat de voorzieningenrechter de zaak aan moet houden om JMB in de gelegenheid te stellen Boeren alsnog te dagvaarden. Dit zal de voorzieningenrechter achterwege laten omdat de voorzieningenrechter de vorderingen van JMB op de hieronder geformuleerde gronden niet zal toewijzen, wat de inhoudelijke toevoegingen van Boeren ook mochten zijn.
4.3. JMB heeft ter zitting verklaart haar vorderingen onder a. en b. geen gestand te doen, zodat deze vorderingen zullen worden afgewezen.
4.4. Ten aanzien van het gevorderde onder c. heeft JMB haar belang bij afgifte van stukken door de Ontvanger aan Boeren niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit is veeleer een vordering waarvan het in de rede ligt dat die door Boeren zelf ingesteld moet worden. Het gaat bij een vordering om afgifte van stukken immers om het verschaffen van de mogelijkheid de eigen (fiscale) positie in te schatten.
Art. 843a Rv, waarin de vordering tot inzage of afschrift van bescheiden is geregeld, geeft een recht op inzage of afschrift van stukken aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser zelf partij is. De vordering zal daarom, wegens onvoldoende belang, afgewezen worden.
4.5. Onder d. vordert JMB (een gedeeltelijke) opheffing van het beslag. Ter zitting is vast komen te staan dat het beslag conservatoir van aard is. Dit in tegenstelling tot wat door JMB in eerste instantie is gesteld. Art. 705 Rv is daarom van toepassing, zodat de opheffing (of beperking) van het beslag door iedere belanghebbende kan worden gevorderd indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht.
4.6. Voorop staat de vraag of JMB aangemerkt kan worden als een ‘belanghebbende’ in de zin van art. 705 Rv. Die vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Een redelijke uitleg van de wet, die past in het systeem van het beslagrecht, brengt met zich dat voor het zijn van ‘belanghebbende’ in de hier bedoelde zin vereist is dat men een zelfstandig recht op het beslagen goed geldend moet kunnen maken dat door de beslaglegger moet worden eerbiedigd. Bijvoorbeeld de eigenaar wiens zaak onder een derde in beslag is genomen of de pand- c.q. hypotheekhouder.
4.7. Gesteld noch gebleken is dat JMB op een of meerdere van de beslagen zaken een zelfstandig recht heeft dat de Ontvanger dient te eerbiedigen. JMB is, evenals de Ontvanger stelt te zijn, schuldeiser van Boeren, zodat zij een verhaalsrecht op het gehele vemogen van Boeren heeft. Ter versterking van dat recht kan JMB er voor kiezen om naast de Ontvanger beslag op een of meerdere vermogensbestanddelen van Boeren te leggen.
4.8. Voor een opheffing van het beslag van de ene schuldeiser (de Ontvanger) op vordering van een andere schuldeiser (JMB) vanwege het belang van de laatste om haar vordering met voorbijgaan aan de belangen van de eerste schuldeiser voldaan te zien worden, is in ons beslagrecht in beginsel geen plaats. JMB is derhalve geen belanghebbende in de zin van art. 705 Rv zodat zij in haar vordering tot opheffing van het beslag niet ontvankelijk is.
4.9. JMB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.155,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen onder a., b. en c. af,
5.2. verklaart JMB niet-ontvankelijk in haar vordering onder d.
5.3. veroordeelt JMB in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op EUR 1.155,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. van Rijssen en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2007.