ECLI:NL:RBZLY:2007:BB7211

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128266 - HA ZA 07-46
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van verdeling na beëindiging geregistreerd partnerschap

In deze zaak vorderde eiseres, na de beëindiging van haar geregistreerd partnerschap met gedaagde, de vernietiging van de verdeling van hun gezamenlijke vermogensbestanddelen. Partijen hadden op 22 juni 2005 een notariële akte ondertekend waarin zij de gevolgen van de beëindiging van hun geregistreerd partnerschap regelde. Eiseres stelde dat zij benadeeld was bij de verdeling, omdat de gemeenschappelijke woning en de onderneming zonder vergoeding aan gedaagde waren toegedeeld. De rechtbank oordeelde dat eiseres zich bewust was van de gevolgen van de akte en dat zij de toedeling te harer bate of schade had aanvaard, zoals bedoeld in artikel 3:196 BW. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een wilsgebrek dat de vernietiging van de verdeling rechtvaardigde. Eiseres had erkend dat zij op de hoogte was van de overwaarde van de woning en dat gedaagde niet in staat was om haar uit te kopen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 128266 / HA ZA 07-46
Vonnis van 10 oktober 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. M.W.G. Versendaal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.G.M. Hovius.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 mei 2007
- de uitlating met producties van [gedaagde]
- het proces-verbaal van comparitie van 28 september2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten en het geschil
2.1. Partijen hebben na omzetting van hun huwelijk in een geregistreerd partnerschap dit laatste doen eindigen op 27 juni 2005. Daaraan voorafgaand zijn zij op 22 juni 2005 bij notariële akte een overeenkomst aangegaan waarin zij de gevolgen van beëindiging van het geregistreerd partnerschap hebben geregeld.
2.2. Genoemde akte bevat tal van uiteenlopende regelingen. Ten aanzien van de gemeenschappelijke woning (met hypothecaire geldlening) en de onderneming van partijen ([bedrijf]) kwamen partijen overeen dat deze - zonder vergoeding voor [eiseres] - werden toegedeeld aan [gedaagde]. De afkoopsommen van de aan de hypotheek gekoppelde spaarpolis en de polis Nationale Nederlanden werden (wel) tussen partijen bij helfte gedeeld.
Partijen verklaarden in genoemde akte zich bewust te zijn van de gevolgen van de akte en dat zij door de notaris op deze gevolgen waren gewezen.
2.3. Tevens ondertekenden partijen op 22 juni 2005 ten overstaan van de notaris een verklaring over hun bewustheid van en het aanvaarden van de eventuele fiscale en/of financiële risico’s uit hoofde van schenking en/of verhaal welke risico's voortvloeiden uit de toedeling van de woning aan [gedaagde] zonder vergoeding van een overbedelingsom tussen partijen en het niet claimen van partneralimentatie.
2.4. Op 16 september 2005 is een notariële akte van verdeling verleden. Deze akte bevat een afstandsverklaring van partijen ten aanzien van het inroepen van vernietiging als ook de bepaling dat ieder van partijen de verdeling te zijnen bate of schade aanvaardt met inbegrip van eventuele fiscale consequenties en wederom de bepaling dat partijen verklaren zich bewust te zijn van de gevolgen van de akte en op deze gevolgen door de notaris te zijn gewezen.
2.5. [eiseres] vordert samengevat - partiële vernietiging van de verdeling in de overeenkomst d.d. 22 juni 2005 en algehele vernietiging van de akte van verdeling d.d. 16 september 2005, (veroordeling van [gedaagde] tot) een nieuwe verdeling van de ontbonden gemeenschap op basis van door een of meer door de rechtbank te benoemen deskundigen vast te stellen financiële waarden per 16 september 2005, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de door de rechtbank vast te stellen vergoeding wegens overbedeling, vermeerderd met rente vanaf datum verdeling, kosten rechtens. Primair stelt [eiseres] dat zij heeft gedwaald en is benadeeld voor meer dan een kwart van de waarde van de vermogensbestanddelen, als omschreven in artikel 3:196 Burgerlijk Wetboek (BW). Subsidiair stelt [eiseres] dat sprake is van een ander wilsgebrek dat tot vernietiging van de verdeling strekt.
2.6. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] bij de verdeling is benadeeld voor meer dan een vierde van de waarde van de bij convenant verdeelde vermogensbestanddelen, zoals omschreven in artikel 3:196 BW. Immers, woning (met hypothecaire geldlening) en bedrijf zijn zonder onderbedelingsvergoeding voor [eiseres], aan [gedaagde] toegedeeld.
3.2. In een dergelijk geval kan vernietiging van een verdeling wegens dwaling worden gevorderd, tenzij de benadeelde ([eiseres]) de toedeling te zijnen bate of schade heeft aanvaard, zoals omschreven in lid 4 van genoemde wetsbepaling. De enkele omstandigheid dat partijen een verklaring tekenen waarbij zij afstand doen van elke bevoegdheid om vernietiging te vorderen en/of dat de benadeelde de verdeling te zijnen bate of schade aanvaardt, staat aan een beroep op vernietiging niet in de weg. Uit de rechtspraak volgt dat er sprake moet zijn van een duidelijke en volledige beschrijving van de samenstelling en waarde van de boedel en een duidelijke bepaling omtrent de bewustheid en de aanvaarding van de benadeling. In het bijzonder dient een daarbij betrokken notaris de betekenis van een en ander met partijen te bespreken.
3.3. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat partijen in aanwezigheid van zijn zuster voorafgaand aan het convenant diverse malen uitvoerig met elkaar hebben gesproken over de vermogensrechtelijke afwikkeling van de relatie en dat in verband daarmee een concept voorovereenkomst is tot stand gekomen. Nadat partijen hierover overeenstemming hadden bereikt, hebben zij zich gewend tot de notaris. Ook bij de notaris is de verdeling uitvoerig besproken en zijn, aldus [gedaagde], zelfs alternatieven door de notaris besproken over een mogelijke wijze van verdelen, omdat [gedaagde] niet in staat was de overwaarde van de woning en het (marginaal renderende) bedrijf bij helfte te financieren, kort gezegd, omdat hij geen krediet ad circa EUR 50.000,= van de Rabobank kon verkrijgen voor de uitkoop van [eiseres] vanwege een gebrek aan kredietwaardigheid van het bedrijf.
3.4. [eiseres] heeft ter zitting erkend dat zij ervan op de hoogte was dat de woning een overwaarde vertegenwoordigde en dat [gedaagde] niet in staat was om haar voor wat betreft de woning en het bedrijf uit te kopen, maar dat zij wilde dat de drie kinderen van partijen niet gescheiden doch bij elkaar zouden blijven wonen bij [gedaagde] in de woning van partijen.
Haar stelling dat zij niet precies wist voor welk bedrag zij benadeling aanvaardde, is gemotiveerd betwist door [gedaagde] en rechtvaardigt geen vernietiging van de verdeling in het licht van de tekst in de notariële akten. Daar komt bij dat [gedaagde] eveneens heeft gesteld dat de notaris een en ander uitvoerig heeft besproken en alternatieven voor de verdeling schetste die [eiseres] alle afwees, omdat die tot verkoop van de woning zouden (hebben moeten) leiden.
3.5. De rechtbank leidt uit de stukken en uit de door partijen geschetste gang van zaken af dat [eiseres], na voorlichting door de notaris, uitdrukkelijk schriftelijk ermee heeft ingestemd dat partijen uitsluitend die vermogensbestanddelen bij helfte verdeelden die blijkbaar (financieel) gemakkelijk te verdelen waren, zoals de inboedel en de afkoopsommen van de twee polissen. Uitdrukkelijk zijn, ondanks onderbedeling van [eiseres], ‘om niet’ aan [gedaagde] toegedeeld de woning met de daarop gevestigende hypothecaire geldlening als ook het (marginaal draaiende) bedrijf, omdat [gedaagde] financieel niet in staat was via nieuw krediet de (over)waarde van die vermogensbestanddelen bij helfte te delen.
3.6. Deze specifieke verdeling bij helfte van de afkoopsommen en onder meer de inboedel betekent dat [eiseres] de onderverdeling ten aanzien van de woning en de onderneming vanwege eerdergenoemde redenen klaarblijkelijk uitdrukkelijk heeft willen aanvaarden, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 3:196 BW.
3.7. Tenslotte overweegt de rechtbank nog naar aanleiding van het subsidiair gestelde dat de vordering van [eiseres] tot vernietiging van de verdeling evenmin afstuit op een ander wilsgebrek.
In het licht van het eerder gereleveerde is gesteld noch gebleken
- dat de verklaringen van [eiseres] niet op haar wil berustten,
- op welke wijze [eiseres] dit ontbreken van haar wil tot uitdrukking heeft gebracht,
- dat [gedaagde] en/of de notaris onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs er niet op konden en mochten vertrouwen dat het de bedoeling van [eiseres] was dat de inhoud van het convenant de definitieve afwikkeling van de financiële gevolgen behelsde,
- dat het convenant onder bedreiging, bedrog en/of misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen, waarbij [gedaagde] en/of de notaris wist(en) of had(den) moeten begrijpen dat hij/zij [eiseres] had(den) moeten weerhouden van het bevorderen van de gewraakte rechtshandeling.
3.8. In verband met dit laatste overweegt de rechtbank nog dat de door [eiseres] als productie 8 overgelegde rapportages geen gewicht in de schaal leggen. Afgezien van de data van totstandkoming van deze rapporten heeft [eiseres] niet aan de hand van concrete omstandigheden aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] en/of de notaris wist(en) dan wel moest(en) begrijpen dat [eiseres] niet wist wat zij deed toen zij het convenant tekende.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vorderingen worden afgewezen.
3.9. Gelet op de voormalige relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. wijst de vorderingen af,
4.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2007.