ECLI:NL:RBZLY:2007:BB6532
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.P. Nieuwenhuis
- M.A. Wijnands-Veninga
- H.Th. Pos
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een wietplantage met toerekening aan de veroordeelde
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 18 oktober 2007 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel uit een wietplantage. De rechtbank heeft de verdachte, die eerder was veroordeeld voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, de verplichting opgelegd om een bedrag van € 13.760,30 aan de Staat te voldoen. Dit bedrag is vastgesteld op basis van een rapport van de politie waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 28.463,--. De rechtbank heeft geoordeeld dat de helft van dit bedrag aan de verdachte kan worden toegerekend, aangezien hij samen met anderen betrokken was bij de wietplantage.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2007 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling. De verdachte heeft de vordering bestreden en aangevoerd dat hij slechts een klein bedrag heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden en dat de plantage niet alleen aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk voordeel heeft genoten en dat zijn stelling dat hij slechts éénmaal € 1.000,-- heeft ontvangen ongeloofwaardig is.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met door de verdachte gemaakte kosten, maar deze zijn niet voldoende onderbouwd om in mindering te worden gebracht op het vastgestelde bedrag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen redenen zijn om het bedrag te matigen, gezien de financiële situatie van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.