ECLI:NL:RBZLY:2007:BB5266

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
607149-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met gebruik van valse sleutel en braak, bewezenverklaring op basis van DNA-bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 11 september 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met gebruik van een valse sleutel en diefstal door middel van braak, zoals vastgelegd in artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten, waarbij het bewijs voornamelijk is geleverd door DNA-analyse.

De verdachte is op 31 juli 2007 en 28 augustus 2007 ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 15 maanden geëist. De rechtbank heeft de tenlastelegging op enkele punten verbeterd, maar heeft de verdachte niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de verdachte op het moment van een van de feiten gedetineerd was, verworpen. Uit bewijsstukken bleek dat de verdachte op de relevante datum niet in detentie was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs was, onder andere door het aantreffen van bloedsporen die overeenkwamen met het DNA-profiel van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, rekening houdend met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.607149-07
Uitspraak: 11 september 2007
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 juli 2007 en op 28 augustus 2007. De verdachte is verschenen, op 31 juli 2007 bijgestaan door mr. E.I.B. Hoffman en op 28 augustus 2007 door mr. P.J. Roelse, beiden advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. M.E. Vink, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging onder feit 9 een kennelijk schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat hij op 23 augustus 2005, ten tijde van het onder feit 5 ten laste gelegde, gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Lelystad (PIL) en om die reden niet op de plaats van het delict aanwezig kan zijn geweest. Uit een brief van M. Waterbeek, medewerker van de administratie van de PIL, alsmede uit een registratiekaart van het detentieverblijf van verdachte, blijkt echter dat verdachte op 9 juni 2005 ontslagen is uit de PIL en dat hij pas op 26 augustus 2005 weer in de PIL is vastgezet. Dit betekent dat de verdachte op 23 augustus 2005 niet gedetineerd was. De rechtbank verwerpt dit verweer dan ook. Gelet op de aangiften in het dossier, de door het NFI gevonden overeenkomsten tussen het DNA-profiel van de verdachte en de DNA-profielen van de sporen behorende bij feit 1 tot en met feit 9 en de daarbij door het NFI vermelde kans van minder dan één op de één miljard dat een willekeurig gekozen individu een DNA-profiel bezit dat overeenkomt met het DNA-profiel van de desbetreffende sporen en gelet op het feit dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn bloed in alle negen zaken, acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een veroordeling te komen. Het opgeworpen verweer van de raadslieden dat het wel erg toevallig is dat verdachte bij iedere inbraak een bloedspoor achterlaat snijdt geen hout, nu er slechts zaken ter beoordeling voor liggen die vanwége het daarbij aangetroffen bloedspoor dat overeenkomsten vertoont met het DNA-profiel van de verdachte, aan de verdachte -die in het verleden reeds vele malen voor soortgelijke delicten is veroordeeld- zijn gekoppeld.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1
Diefstal, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2, 3, 4, 6, 8, 9, telkens
Diefstal, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 5, 7, telkens
Diefstal ,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnis d.d. 16 april 2007 van de politierechter Zwolle is opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van 15 maanden noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 1 augustus 2007.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. M.C.P. de Ridder en G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2007.