ECLI:NL:RBZLY:2007:BB5177

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/996505-05 VEV
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrift door een rechtspersoon in de visserijsector

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 oktober 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdachte, vertegenwoordigd door haar advocaten, werd beschuldigd van het medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot documenten die verband hielden met de aanvoer, veiling en verkoop van zeevis. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting, dat plaatsvond op verschillende data in 2007, en heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het opmaken van valse documenten die bestemd waren om tot bewijs van feit te dienen. De rechtbank heeft een aantal onderdelen van de tenlastelegging vrijgesproken, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de overige feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte, door samen met anderen valsheid in geschrift te plegen, de controle op de regelgeving bemoeilijkte en de concurrentiepositie van andere vissers verzwakte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 130.000,--. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, waarbij ook rekening is gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
NEVENLOKATIE LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 07/996505-05 VEV
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 oktober 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
[adres]
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 25 april 2007, 3 en 4 september 2007 en 26 september 2007.
De verdachte is verschenen in de persoon van haar vertegenwoordiger: [naam vertegenwoordiger] bijgestaan door mr. C. Borstlap en mr. J.H. Rump, advocaten te Zwolle.
Tenlastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de tenlastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.
Partiële vrijspraak
De verdachte moet van het onder I.(voorzover betrekking hebbende op de visreis van de HD 21 (periode 28 februari 2005 tot en met 7 maart 2005) en de visreis van de UK 194 (periode 20 december 2004 tot en met 24 december 2004)
en II (de visreis van de HD 21, periode 11 april 2005 tot en met 20 april 2005) tenlastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit, wanneer de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. De rechtbank is ten aanzien van bovengenoemde onderdelen van de tenlastelegging van oordeel dat deze feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, nu niet uit de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat sprake is van enige strafbare gedraging door iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van verdachte.
Bewijsoverwegingen
Verweer met betrekking tot geschriften ex artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht
Namens verdachte heeft de verdediging -zakelijk samengevat- het verweer gevoerd dat logboeken, besommingsbrieven en uitbetalingsstaten geen geschriften zijn die een bewijsbestemming hebben, omdat het slechts stukken zijn waarop vermeld wordt hoeveel vis is gevangen, van welke soort aan welke koper is verkocht en voor welke prijs dat is gebeurd. Het is niets anders dan een bevestiging aan de aanvoerder dat de vis die hij heeft aangevoerd voor een bepaald bedrag is verkocht. De verdediging is voorts van mening dat genoemde stukken niet onjuist, c.q. vals zijn op het punt van weging en afslaan.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 225 van hetWetboek van Strafrecht. De feitelijke omschrijving van de tenlastelegging is gebaseerd op gegevens zoals die voorkomen in de logboeken, op de besommingsbrieven en de uitbetalingsstaten.
Met betrekking tot de vraag of genoemde stukken zijn aan te merken als geschriften stelt de rechtbank dat volgens vaste rechtspraak de aanduiding "geschrift" ruim geïnterpreteerd dient te worden. Nu genoemde stukken een leesbare weergave van bepaalde feiten bevatten, zijn zij aan te merken als geschriften als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of deze geschriften zijn aan te merken als geschriften "bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen", zoals bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Volgens vaste rechtspraak is sprake van een "geschrift, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen" indien sprake is van de omstandigheid dat de wet of het administratief gezag daaraan bewijskracht toekent dan wel of daaraan in het rechtsverkeer of maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit wordt toegekend.
Het in de tenlastelegging genoemde logboek is een wettelijk voorgeschreven formulier waarop door de kapitein van een vissersvaartuig opgave dient te worden gedaan van de gevangen hoeveelheid vis, dit ter controle van de in Europees verband vastgestelde controle-mogelijkheden ten aanzien van de vastgestelde quota.
Aan de hand van de gegevens voorkomende op die logboekformulieren worden de definitieve hoeveelheden gevangen vis, nadat deze via een visafslag zijn gewogen en/of verkocht, vermeld op de zogenaamde besommingsbrief. Op deze wijze wordt verantwoord hoeveel vis via de visafslag verkocht is. Van deze besommingsbrieven worden afschriften verzonden aan de controlerende instanties.
De financiële afwikkeling wordt daarna verricht via de zogenaamde uitbetalingsstaten.
De rechtbank is van oordeel dat, nu aan vorenbedoelde stukken in het maatschappelijk verkeer bewijskracht voor enig feit wordt ontleend, namelijk hoeveel vis is gevangen, aangeland, gewogen en/of verkocht, deze zijn aan te merken als "geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen" als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Het verweer van verdachte dat genoemde stukken in ieder geval niet onjuist c.q. vals zijn op het punt van weging en afslaan, verwerpt de rechtbank eveneens, omdat naar het oordeel van de rechtbank een geschrift dat op één of meer essentiële onderdelen vals is, in zijn geheel als vals is aan te merken.
Verweer met betrekking tot het tenlastegelegde medeplegen:
Voor het aannemen van medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking vereist. Daarnaast dient sprake te zijn van een gezamenlijke uitvoering van een bepaald strafbaar feit, zij het dat niet alle tenlastegelegde bestanddelen door alle medeplegers behoeven te worden vervuld.
Aan verdachte is tenlastegelegd het medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot een aantal documenten. Deze documenten hebben te maken met de aanvoer en verwerking van zeevis. Zij beschrijven alle fasen van dit proces: de visvangst, de aanlanding, het vervoer naar de afslag, het sorteren, wegen en afslaan van de vis en de verkoop aan de groothandel, met als doel controle van het vangstquotum mogelijk te maken. Voor een juiste beoordeling van de vraag of verdachte als dader - in de zin van medepleger - van valsheid in geschrift kan worden beschouwd, moeten de genoemde documenten als schakels in de papieren keten van vangst tot verkoop worden aangemerkt.
Daarbij is van belang dat de tenlastegelegde feiten telkens zijn gekoppeld aan een in tijd en plaats nauwkeurig afgegrensde visreis van een met name aangeduid vissersschip. Daarmee is telkens ook bedoelde keten van documenten geïdentificeerd.
Gelet op haar langdurige ervaring in de branche, haar kennis van de regelgeving en haar nauwe betrokkenheid bij andere bedrijven in de keten was verdachte ervan op de hoogte dat de door haar persoonlijk gepleegde valsheid slechts betekenis kon hebben als onderdeel van genoemde keten. Zij besefte dat de door haar gepleegde valsheid alleen van betekenis was als ook andere daders in deze keten op hun beurt in een bepaald document een valse opgave deden. Immers, alleen op die manier kon de wederrechtelijke aanvoer en verkoop van vis op papier boekhoudkundig kloppend worden gemaakt. Op grond van dit besef is verdachte niet alleen verantwoordelijk voor haar aandeel in de valsheid, maar kan haar ook de valsheid worden toegerekend die door de andere daders in de keten is gepleegd. Verdachtes handelen maakt derhalve deel uit van een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering met de medeverdachten. Dit handelen moet dan ook worden aangemerkt als medeplegen van valsheid in geschrift.
Verweer met betrekking tot het verschrijven van vissoorten
Namens verdachte is aangevoerd dat het tenlastegelegde onder I niet kan worden toegerekend aan verdachte, omdat niet voldaan is aan het zogenaamde aanvaardings-criterium.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de visreis van de HV99 en de SQ155 die is aangeland op 18 april 2005 als volgt. Uit een telefoontap tussen [medewerker], hoofd afdeling marketing bij verdachte, tevens lid van het managementteam, en een van de schippers van voornoemde schepen en de door [medewerker] afgelegde verklaring bij de Algemene Inspectie Dienst is komen vast te staan dat [medewerker] zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift.
Voor de vraag of dit medeplegen van valsheid in geschrift redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend is van belang dat de desbetreffende gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Hiervan zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden zich voor doen:
* het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
* de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
* de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
* de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Namens verdachte is uitdrukkelijk erkend dat met betrekking tot de onderhavige visreis is voldaan aan de omstandigheden zoals weergegeven onder de eerste drie gedachtestreepjes. Ook is erkend dat aan het beschikkingscriterium onder het vierde gedachtestreepje is voldaan. Met betrekking tot het weersproken aanvaardingscriterium overweegt de rechtbank dat uit de weergave van de telefoontap is af te leiden dat het voor [medewerker] een gebruikelijke gang van zaken was om middels verschrijving van de vissoort gequoteerde vis buiten de veiling om toch op de besommingsbrief op te nemen. Voorts blijkt ook uit de notulen van de managementvergadering van 6 september 2004 dat het managementteam zich gerealiseerd heeft dat door deze gang van zaken gefraudeerd kan worden. Weliswaar is namens de visafslag gemeld dat van deze levering van vis buiten de veiling om melding is gemaakt aan de voorzitters van de produktgroepen, echter de rechtbank is van oordeel dat op verdachte zelf in dit verband ook een zorgplicht rust. De directeur van verdachte heeft immers zelf het convenant getekend waarbij tussen diverse partijen uit de visbranche een (private) veilplicht is overeengekomen, dit met als doel fraude te voorkomen. Deze zorgplicht klemt des te meer nu verdachte in het verleden eerder is veroordeeld wegens fraude en de directeur van verdachte, [naam directeur], ter zitting heeft aangegeven dat hij in het recente verleden aan verschillende mensen waarschuwingen heeft uitgedeeld in verband met "sjoemelen". Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat nu aan alle relevante omstandigheden is voldaan het handelen van [medewerker] kan worden toegerekend aan verdachte.
Verweer met betrekking tot het gebruik fictieve JL-nummers
Door de verdediging is aangevoerd dat er geen bewijs is voor het feit dat door middel van het inschrijven van JL-nummers valsheid in geschrift is gepleegd. Het openbaar ministerie heeft volgens de verdediging slechts een rekensommetje opgevoerd. Het is echter niet na te gaan, door welk schip van de schepen varende onder SC-nummers 10, 20, 35 en 45, op welk moment welke hoeveelheid vis is aangeland. Het vaststellen van de kilo's heeft plaatsgevonden door middeling, zodat de exacte hoeveelheden niet kunnen worden vastgesteld en verdachte derhalve zou moeten worden vrijgesproken van deze feiten.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Aan verdachte is onder meer tenlastegelegd het medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot het valselijk invullen van logboeken en uitbetalingsstaten betrekking hebbende op schepen met de SC nummers 10, 20, 35 en 45. Door genoemde schepen is regelmatig vis aangeland, welke vis onder een JL-nummer werd verkocht op de visafslag.
Door het verkopen onder een JL-nummer in plaats van onder het desbetreffende SC-nummer werd de aldus op de visafslag verhandelde vis niet opgegeven aan de bevoegde autoriteiten en derhalve niet afgeschreven op het contingent van enig vissersvaartuig. Uit onderzoek is gebleken dat de JL-nummers zijn uitgegeven in verband met een vermeende partij zogenaamde handelsvis van [naam rederij].
Op grond van onder meer de verklaring van vervoerder [naam vervoerder], de verklaring van [medewerker] en de administratie van vervoerder [naam vervoerder] zijn de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden vis toe te schrijven aan de door een van de schepen met de respectieve SC-nummers 10, 20, 35 en 45 aangevoerde vis.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de tenlastegelegde feiten bewijsbaar zijn voor wat betreft de hoeveelheid en de soort vis.
Daarnaast is de vraag wat de rol van de inschrijving van de JL-nummers is geweest. Bewezen is dat [medewerker] voornoemd betrokken is geweest bij de uitgifte van de zogenaamde JL-nummers aan [naam rederij]. Bij de inschrijving van de JL-nummers vond op geen enkele wijze nader onderzoek plaats naar degene die het JL-nummer aanvroeg. Dit terwijl [medewerker] op de hoogte was van de eisen die gesteld zijn in de Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis. Gelet op deze gang van zaken heeft [medewerker] willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich onregelmatigheden konden voordoen.
Vervolgens doet zich de vraag voor of het handelen van [medewerker] is toe te rekenen aan verdachte. Met betrekking tot de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de van belang zijnde omstandigheden zoals hiervoor vermeld. Ook hier doen alle vier genoemde omstandigheden zich voor. Met betrekking tot het aanvaardingscriterium overweegt de rechtbank dat uit de afgelegde verklaring door de directeur van de afslag, [naam directeur], volgt dat het ontbrak aan zorgplicht ten aanzien van het voeren van de juiste administratie. Ook in het managementteam was bekend dat JL-nummers werden verstrekt zonder dat navraag werd gedaan naar de vereiste nadere gegevens. In dit verband is het opmerkelijk dat toen door de Algemene Inspectie Dienst bij de afslag werd gevraagd om nadere gegevens met betrekking tot een bepaald JL-nummer, door [naam directeur] medewerking geweigerd is, waarbij [naam directeur] aangaf dat de AID maar moest bewijzen dat er iets niet klopte. Ook met betrekking tot het onder III tenlastegelegde is verdachte strafrechtelijk aansprakelijk.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij, als [naam rechtsopvolger], op één of meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2003 tot en met 30 april 2005 in de gemeente Urk en/of De Marne en/of Den Helder, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), telkens logboek/vangstopgaveformulieren en/of besommingsbrieven en/of uitbetalingsstaten en/of facturen en/of inkoopbonnen en/of faxen betreffende inkoop van vis
- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, waaronder
I.
a) de besommingsbrief (D/1487/D/1488), gericht aan/bestemd voor de
Fischer Genossenschaft Busum EG te Busum (Duitsland) en de
uitbetalingsstaat (D/1489/D/1490) gericht aan/bestemd voor Fischer
Genossenschaft Busum EG te Busum (Duitsland), welke formulieren
waren opgemaakt door en afkomstig waren van de [naam]
te Urk betreffende de op 18 april 2005 aangelande vis (mede) afkomstig van
de HV99 en
b) de besommingsbrief (D/1491/D/1492), gericht aan/bestemd voor de
Fischer Genossenschaft Busum EG te Busum (Duitsland) en de
uitbetalingsstaat (D/1493/D/1494) gericht aan/bestemd voor Fischer
Genossenschaft Busum EG te Busum (Duitsland), welke formulieren
waren opgemaakt door en afkomstig waren van de [naam]
te Urk betreffende de op 18 april 2005 aangelande vis (mede) afkomstig van
de SQ155,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) telkens valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
onder meer hebben vermeld dat 35 kilogram Schellfisch 4 D aan
[naam vishandelaar] was verkocht, terwijl die partij Schellfisch (schelvis)
niet door de [naam] was gewogen en niet
was afgeslagen en terwijl die partij Schellfisch (schelvis)
in werkelijkheid Dorsch (kabeljauw) betrof,
en
III .
a) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC10, genummerd DEU 0695267
betreffende de periode van 24 februari 2003 tot en met 28 februari 2003
(D/2500) en
b) de uitbetalingsstaat (D2501-D2503) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 10 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 3 maart 2003
aangelande vis afkomstig van de SC10,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) telkens valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
a1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 38 kisten (à 42 kg per kist)
Scholle hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 3678
kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
a2) in de rubriek "Mengen (19)" 1822 kilogram Scholle hebben vermeld,
terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 3678 kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
b) onder meer hebben vermeld dat 1822 kilogram schol was aangeland
en verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 3678
kilogram meer schol, althans meer dan 1822 kilogram, was aangeland en
verkocht,
en
c) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC20, genummerd DEU 0695193
betreffende de periode van 3 maart 2003 tot en met 10 maart 2003
(D/2524) en
d) de uitbetalingsstaat (D2525-D2526) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 20 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 10 maart 2003
aangelande vis afkomstig van de SC20,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
c1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 48 kisten (à 40 kg per kist)
Scholle heeft/hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 2877
kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
c2) in de rubriek "Mengen (19)" 1850 kilogram Scholle heeft/hebben vermeld,
terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 2877 kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
d) onder meer hebben vermeld dat 1850 kilogram schol was aangeland
en verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 2877
kilogram meer schol was aangeland en verkocht,
en
e) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC10, genummerd DEU 0695270
betreffende de periode van 17 maart 2003 tot en met 22 maart 2003
(D/2542) en
f) de uitbetalingsstaat (D2543-D2544) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 10 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 24 maart 2003
aangelande vis afkomstig van de SC10,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
e1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 30 kisten (à 42 kg per kist)
Scholle hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 2163
kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
e2) in de rubriek "Mengen (19)" 1290 kilogram Scholle hebben vermeld,
terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 2163 kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
f) onder meer hebben vermeld dat 1290 kilogram schol was aangeland
en verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 2163
kilogram meer schol was aangeland en verkocht,
en
g) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC45, genummerd DEU 0695050
betreffende de periode van 24 maart 2003 tot en met 31 maart 2003
(D/2586) en
h) de uitbetalingsstaat (D2587-D2589) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 45 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 31 maart 2003
aangelande vis afkomstig van de SC45,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
g1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 117 kisten (à 40 kg per kist)
Scholle hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 1219
kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
g2) in de rubriek "Mengen (19)" 4591 kilogram Scholle hebben vermeld,
terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 1219 kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
h) onder meer hebben vermeld dat 4591 kilogram schol was aangeland
en verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 1219
kilogram meer schol was aangeland en verkocht,
en
i) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC45, genummerd DEU 0695052
betreffende de periode van 7 april 2003 tot en met 14 april 2003
(D/2608) en
j) de uitbetalingsstaat (D2609-D2610) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 45 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 14 april 2003
aangelande vis afkomstig van de SC45,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
i1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 34 kisten (à 40 kg per kist)
Scholle hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 2114
kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
i2) in de rubriek "Mengen (19)" 1291 kilogram Scholle hebben vermeld,
terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 2114 kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
j) onder meer hebben vermeld dat 1291 kilogram schol was aangeland
en verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 2114
kilogram meer schol was aangeland en verkocht,
en
k) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC20, genummerd DEU
0695200 en 0695201 betreffende de periode van 22 april 2003 tot en met
2 mei 2003 (D/2625/2626)
en
l) de uitbetalingsstaat (D2628-D2630) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 20 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 2 mei 2003
aangelande vis afkomstig van de SC20,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
k1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 100 kisten (à 41 kg per kist)
Scholle hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 2428
kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
k2) in de rubriek "Mengen (19)" in totaal 3740 kilogram Scholle
heeft/hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 2428 kilogram meer
schol was gevangen en aangeland en
l) onder meer hebben vermeld dat 3740 kilogram schol was aangeland
en/of verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 2428
kilogram meer schol was aangeland en
verkocht,
en
m) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC35, genummerd DEU 0695148
betreffende de periode van 13 juli 2004 tot en met 19 juli 2004
(D/2314.1) en
n) de uitbetalingsstaat (D2316-D2318) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 35 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 19 juli 2004
aangelande vis afkomstig van de SC35,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
m1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 60 kisten (à 40 kg per kist)
Scholle heeft/hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 2472
kilogram meer schol was gevangen en aangeland
en
m2) in de rubriek "Mengen (19)" 2320 kilogram Scholle hebben vermeld,
terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 2472 kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
n) onder meer hebben vermeld dat 2320 kilogram schol was aangeland
en verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 2472
kilogram meer schol was aangeland en verkocht,
en
o) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC10, genummerd DEU 0026105
betreffende de periode van 19 juli 2004 tot en met 26 juli 2004
(D/2333.1) en
p) de uitbetalingsstaat (D2335-D2337) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 10 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 26 juli 2004
aangelande vis afkomstig van de SC10,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
o1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 44 kisten (à 40 kg per kist) schol
hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 4090 kilogram meer
schol was gevangen en aangeland en
o2) in de rubriek "Mengen (19)" en in de rubriek "Aufmachung des fisches
(17)" 1789 kilogram schol hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld
ongeveer) 4090 kilogram meer schol, was gevangen en aangeland en
p) onder meer hebben vermeld dat 1789 kilogram schol was aangeland
en verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 4090
kilogram meer schol was aangeland en verkocht,
en
q) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC45, genummerd DEU 0026037
betreffende de periode van 26 juli 2004 tot en met 2 augustus 2004
(D/2389.1) en
r) de uitbetalingsstaat (D2391-D2393) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 45 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 2 augustus 2004
aangelande vis afkomstig van de SC45,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
q1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 68 kisten (à 41 kg per kist)
Scholle heeft/hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 4760
kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
q2) in de rubriek "Mengen (19)" 2785 kilogram Scholle hebben vermeld,
terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 4760 kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
r) onder meer hebben vermeld dat 2785 kilogram schol was aangeland
en verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 4760
kilogram meer schol was aangeland en verkocht,
en
s) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC35, genummerd DEU 0695151
betreffende de periode van 2 augustus 2004 tot en met 9 augustus 2004
(D/2414.1) en
t) de uitbetalingsstaat (D2416-D2418) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 35 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 9 augustus 2004
aangelande vis afkomstig van de SC35,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
s1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 75 kisten (à 40 kg per kist)
Scholle hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 6510
kilogram meer schol, was gevangen en aangeland en
s2) in de rubriek "Mengen (19)" 3155 kilogram Scholle hebben vermeld,
terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 6510 kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
t) onder meer hebben vermeld dat 3155 kilogram schol was aangeland
en verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 6510
kilogram meer schol was aangeland en verkocht,
en
u) het logboek/vangstopgaveformulier van de SC10, genummerd DEU 0026108
betreffende de periode van 9 augustus 2004 tot en met 16 augustus 2004
(D/2431.1), en
v) de uitbetalingsstaat (D2433-D2435) gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 10 cs, welk formulier was opgemaakt door en afkomstig
was van de [naam] te Urk betreffende de op 16 augustus 2004
aangelande vis afkomstig van de SC10,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
u1) in de rubriek "Schätzung der Fänge jeder Art an bord in kg Lebendgewicht
oder Anzahl Behältnisse (15)" in totaal 77 kisten (à 38 kg per kist)
Scholle heeft/hebben vermeld, terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 3470
kilogram meer schol was gevangen en aangeland en
u2) in de rubriek "Mengen (19)" 3064 kilogram Scholle hebben vermeld,
terwijl toen (gemiddeld ongeveer) 3470 kilogram meer schol was gevangen en aangeland,
v) onder meer hebben vermeld dat 3064 kilogram schol was aangeland
en verkocht, terwijl in werkelijkheid (gemiddeld ongeveer) 3470
kilogram meer schol was aangeland en verkocht,
en
IV
de besommingsbrief (D/1470-D/1472), gericht aan/bestemd voor Fischer
Genossenschaft EG te Busum (Duitsland) en de uitbetalingsstaat
(D/1482-D/1484) gericht aan/bestemd voor Fischer Genossenschaft EG te
Busum (Duitsland), welke formulieren waren opgemaakt door en
afkomstig waren van de [verdachte] te Urk betreffende de op
18 april 2005 aangelande vis afkomstig van de SC26,
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers
opzettelijk in strijd met de waarheid)
onder meer hebben vermeld dat in totaal 1047 kilogram
kabeljauw was aangevoerd/aangeland/verkocht, terwijl in werkelijkheid
(ongeveer) 321 kilogram minder kabeljauw was aangevoerd/aangeland/verkocht,
en
a) de besommingsbrief (D/1165/D/1166), gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 10cs en de uitbetalingsstaat (D/1166.1-D/1166.3) gericht
aan/bestemd voor de [naam rederij], welke formulieren
waren opgemaakt door en afkomstig waren van de [naam] te Urk betreffende de op 21 juli 2003 aangelande vis afkomstig van de
SC10 en
b) de besommingsbrief (D/1167/D/1168), gericht aan/bestemd voor de [naam rederij] SC 10cs en de uitbetalingsstaat (D/1168.1-D/1168.3) gericht
aan/bestemd voor de [naam rederij], welke formulieren
waren opgemaakt door en afkomstig waren van de [naam] te Urk betreffende de op 25 juli 2003 aangelande vis afkomstig van de
SC10 en
waarin/waarop verdachte en/of haar mededader(s) valselijk (immers opzettelijk in strijd met de waarheid)
a) onder meer hebben vermeld dat in totaal 2876 kilogram
schol was aangevoerd/aangeland/verkocht, terwijl in werkelijkheid
(ongeveer) 2000 kilogram meer schol was aangevoerd/aangeland/verkocht en
b) onder meer hebben vermeld dat in totaal 8654 kilogram
schol was aangevoerd/aangeland/verkocht, terwijl in werkelijkheid
(ongeveer) 2000 kilogram minder schol was aangevoerd/aangeland/verkocht,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op het misdrijf:
Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmaatoverweging
De officier van justitie heeft gerequireerd dat naast de tenlastegelegde feiten, tevens de andere in het dossier genoemde visreizen, waarbij eveneens de verdenking is ontstaan dat valsheid in geschrift is gepleegd, maar welke visreizen niet in de tenlastelegging zijn opgenomen, bij de strafoplegging worden betrokken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Voor wat de op te leggen straf betreft laat de rechtbank zich leiden door de bewezenverklaarde feiten. Het is in strijd met het beginsel van een eerlijk proces en in het bijzonder met het recht voor onschuldig te worden gehouden totdat de rechter een tenlastegelegd feit bewezen heeft verklaard (artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden), dat de strafmaat mede wordt bepaald door niet-tenlastegelegde en bijgevolg niet-bewezenverklaarde feiten. De verdachte heeft immers niet de gelegenheid gehad zich daartegen te verdedigen.
Dat laat onverlet dat de rechtbank bij de vaststelling van de ernst van de bewezenverklaarde feiten wel rekening houdt met het beeld zoals dat uit het dossier naar voren komt, van een vrij veel voorkomende praktijk om de bestaande regelgeving ten aanzien van de vangstregistratie te omzeilen en de visquota te ontduiken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte ter zake het tenlastegelegde tot een geldboete van € 150.000,--.
- het pleidooi van de raadslieden.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het vals opmaken van documenten behorende bij 14 visreizen, die betrekking hadden op het vastleggen van de aanvoer, veiling en verkoop van zeevis, die onderworpen was aan een vangstbeperking.
Verdachte heeft daarmee op grote schaal de controle op het handhaven van de regelgeving bemoeilijkt, overbevissing in de hand gewerkt en de concurrentiepositie van andere vissers, veilingen en handelaars, die zich wel aan de regels hielden, verzwakt. Strafverzwarend acht de rechtbank dat deze misstanden zich gedurende tal van jaren hebben afgespeeld met medeweten van vele branchegenoten. Verwijtbaar is ook dat verdachte onvoldoende maatregelen heeft getroffen om lacunes in het bedrijfsproces, die het mogelijk maakten de regels te negeren, te dichten. De feiten hebben zich afgespeeld in de economische sfeer. Grote risico's voor individuele personen hebben zij niet opgeleverd. De ernst van de misdragingen behoort tot uitdrukking te komen in een aanzienlijke geldboete. Deze is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat niet alle feiten bewezenverklaard zijn.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23 (oud), 24, 47, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder I.(voor zover dit betrekking heeft op de visreis van de HD 21 (periode 28 februari 2005 tot en met 7 maart 2005) en de visreis van de UK 194 (periode 20 december 2004 tot en met 24 december 2004) en II. (de visreis van de HD 21, periode 11 april 2005 tot en met 20 april 2005) is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat het tenlastegelegde zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Betaling van een geldboete ten bedrage van € 130.000,-- (zegge: honderddertigduizend euro).
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. M. Griffioen en mr. C.M.M. Oostdam, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2007.