ECLI:NL:RBZLY:2007:BB3863
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.T. Wemes
- J.H. Bosch
- J.E. van den Steenhoven-Drion
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van verkrachting en ontuchtige handelingen met biologische dochter
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 28 augustus 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verkrachten van zijn biologische dochter en het plegen van ontuchtige handelingen. De feiten zouden zich hebben afgespeeld tijdens een bezoek van de verdachte aan zijn dochter in Oostenrijk, waar zij geboren is en woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van beide beschuldigingen.
De verdediging voerde aan dat de regels omtrent het indienen van een rechtshulpverzoek door Oostenrijk niet zijn nageleefd, wat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat eventuele schendingen van de regels niet van zodanige aard waren dat dit de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie rechtvaardigde. Ook het argument dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege een eerdere sepotbeslissing, werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat er nieuwe verklaringen waren van de aangeefster en een getuige, waardoor het openbaar ministerie terug kon komen op de eerdere sepotbeslissing.
De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 240 uur geëist. De rechtbank oordeelde echter dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar gemaakt in de zitting van 28 augustus 2007.