ECLI:NL:RBZLY:2007:BB1533

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400046-07 ontneming
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak van afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 augustus 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van afpersing van een Zwolse zakenman. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de vordering van de officier van justitie, die een ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gevorderd. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.J. Morra, heeft de vordering bestreden en ontkende wederrechtelijk voordeel te hebben genoten. De officier van justitie schatte het voordeel op € 20.000, gebaseerd op de feiten waarvoor de verdachte was veroordeeld ter zake diefstal met geweld.

Tijdens de zittingen op 3 mei en 26 juli 2007 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, maar was vrijgesproken van andere feiten. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had genoten uit de feiten waarvoor hij was veroordeeld. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. C.A.M. Heeregrave, samen met mrs. C. Kleinrensink en G. Eelsing. De griffier mr. J.C.W. Emmen was ook aanwezig. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot ontneming niet kon worden toegewezen, gezien de vrijspraak van de verdachte voor de andere feiten en het gebrek aan bewijs voor wederrechtelijk voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht
Parketnr. : 07.400046-07
Datum : 9 augustus 2007
Beslissing op de vordering ex artikel 36e Wetboek van Strafrecht
d.d. 3 april 2007 van de officier van justitie in de zaak tegen:
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum/geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in de [verblijfadres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2007 en 26 juli 2007.
[naam verdachte] is verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Morra, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek in de strafzaak met opgemeld parketnummer tegen [naam verdachte], te weten:
- de stukken van het opsporingsonderzoek van Regiopolitie IJsselland, District Midden, Zwolle, dossiernummer PL04MI/06-506688;
- het door [verbalisant] op 26 maart 2006 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ter zake ontneming met dossiernummer PL04MI/06-506688.
OVERWEEGT
De officier van justitie heeft gevorderd dat [naam verdachte] zal worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel dat hij heeft genoten door middel van of uit de baten van het feit, zoals ten laste gelegd in de strafzaak met opgemeld parketnummer, welk voordeel door de officier van justitie na een ter terechtzitting gedane aanpassing wordt geschat op € 20.000.
De rechtbank heeft [naam verdachte] in de onderliggende strafzaak met opgemeld parketnummer bij vonnis van 9 augustus 2007 veroordeeld ter zake diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
[naam verdachte] heeft bovenvermelde schatting bestreden. Primair ontkent hij wederrechtelijk voordeel te hebben verkregen. Subsidiair verzoekt hij een schriftelijke procedure om de exacte omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. [naam verdachte] is bij voormeld vonnis vrijgesproken van de feiten 2 en 3.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat [naam verdachte] wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van of uit de baten van het feit ter zake waarvan hij bij opgemeld vonnis is veroordeeld.
BESLISSING
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Aldus gegeven door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. C. Kleinrensink en G. Eelsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.W. Emmen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2007.
Mr. C. Kleinrensink voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.