RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400046-07 en 15/630439-06 (VTVV)
Uitspraak: 9 augustus 2007
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum/geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in de [verblijfplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2007 en 26 juli 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Morra, advocaat te Haarlem.
De officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd dat:
- de tenlastelegging partieel nietig wordt verklaard, namelijk ten aanzien van het laatste gedachtestreepje in het onder 2 ten laste gelegde feit nu dit gedeelte onvoldoende feitelijk is;
- verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit;
- verdachte wordt veroordeeld ter zake de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest;
- de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] hoofdelijk wordt toegewezen tot een bedrag van € 36.500,-;
- dat de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/630439-06 wordt afgewezen.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
GELDIGHEID VAN DE DAGVAARDING
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde feit voldoende feitelijk is omschreven en acht derhalve geen termen aanwezig de dagvaarding (partieel) nietig te verklaren.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten, nu het bewijs voor het in die feiten tenlastegelegde geweld en/of bedreiging met geweld enkel gevonden kan worden in de verklaring van aangever [naam aangever] en daarvoor geen steunbewijs voorhanden is. Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank voorts dat hetzelfde ook geldt voor de tenlastegelegde diefstal van de auto.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
strafbaar gesteld bij de artikelen 312 junctis 311 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 juni 2007.
De rechtbank houdt voorts ten voordele van verdachte rekening met het feit dat het bewezen verklaarde feit dateert uit begin 2004, waarvan eerst eind 2005 aangifte wordt gedaan en vervolgens eerst begin 2007 heeft geleid tot aanhouding van verdachte.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij [naam benadeelde partij]
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De vordering is deels gebaseerd op feiten welke niet op de tenlastelegging zijn opgenomen en deels op feiten waarvoor verdachte is vrijgesproken en mist derhalve feitelijke grondslag. Voor zover de vordering ziet op de gebeurtenissen zoals onder 2 ten laste gelegd en bewezen verklaard, is de rechtbank van oordeel dat dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Benadeelde partij [naam benadeelde partij]
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] dient, als zijnde onvoldoende onderbouwd, te worden afgewezen.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling van de door de politierechter te Haarlem bij vonnis d.d. 30 augustus 2006 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen dient te worden afgewezen, nu verdachte bij dit vonnis wordt veroordeeld voor een feit, gepleegd voor ingang van de proeftijd.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 15/630439-06 bij vonnis d.d. 30 augustus 2006 van de politierechter van de rechtbank te Haarlem voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf.
Aldus gewezen door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. C. Kleinrensink en G. Eelsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.W. Emmen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2007.
Mr. C. Kleinrensink voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.