ECLI:NL:RBZLY:2007:BB1526

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400042-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing en veroordeling voor diefstal met geweld van een Zwolse zakenman

In de zaak tegen de verdachte, die op 9 augustus 2007 voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad verscheen, heeft de rechtbank uitspraak gedaan over meerdere tenlastegelegde feiten. De officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, had gevorderd dat de tenlastelegging gedeeltelijk nietig zou worden verklaard en dat de verdachte voor de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar zou krijgen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de tenlastelegging onder 3 voldoende feitelijk was omschreven en heeft de verdachte vrijgesproken van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De rechtbank achtte het bewijs voor deze feiten onvoldoende, met name omdat het bewijs voor het geweld en/of de bedreiging met geweld enkel gebaseerd was op de verklaring van de aangever, zonder steunbewijs.

De rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, zoals ten laste gelegd onder feit 2. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en een adviesrapport van de Stichting Reclassering Nederland. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was, gezien de ernst van het bewezen verklaarde feit en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest.

Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren of gebaseerd op feiten waarvoor de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partijen hun vorderingen enkel bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C.A.M. Heeregrave, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 9 augustus 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400042-07
Uitspraak: 9 augustus 2007
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum/ geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in de [verblijfplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2007 en 26 juli 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd dat:
- de tenlastelegging partieel nietig wordt verklaard, namelijk ten aanzien van het laatste gedachtestreepje in het onder 3 ten laste gelegde feit nu dit gedeelte onvoldoende feitelijk is;
- verdachte wordt veroordeeld ter zake de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek van voorarrest;
- de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] wordt toegewezen tot een bedrag van € 41.900,-, waarvan een bedrag van € 40.000 hoofdelijk dient te worden toegewezen.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
GELDIGHEID VAN DE DAGVAARDING
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 tenlastegelegde feit voldoende feitelijk is omschreven en acht derhalve geen termen aanwezig de dagvaarding (partieel) nietig te verklaren.
BEWIJS
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, nu het bewijs voor het in die feiten tenlastegelegde geweld en/of bedreiging met geweld enkel gevonden kan worden in de verklaring van aangever [naam aangever], en daarvoor geen steunbewijs voorhanden is. Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank voorts dat hetzelfde ook geldt voor de tenlastegelegde diefstal van de auto.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
strafbaar gesteld bij de artikelen 312 junctis 311 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 juni 2007;
een de verdachte betreffend adviesrapport uitgebracht door de Stichting Reclassering Nederland, Regio Midden- en Oost Nederland.
De rechtbank houdt voorts ten voordele van verdachte rekening met het feit dat het bewezen verklaarde feit dateert uit begin 2004, waarvan eerst eind 2005 aangifte wordt gedaan en vervolgens eerst begin 2007 heeft geleid tot aanhouding van verdachte.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij [naam benadeelde partij]
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de vordering deels is gebaseerd op feiten welke niet op de tenlastelegging zijn opgenomen en deels op feiten waarvoor verdachte is vrijgesproken. Voor zover de vordering ziet op de gebeurtenissen zoals onder 2 ten laste is gelegd en bewezen is verklaard, is de rechtbank van oordeel dat dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Benadeelde partij [naam benadeelde partij]
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] dient, als zijnde onvoldoende onderbouwd, te worden afgewezen.
BESLISSING
Het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. C. Kleinrensink en G. Eelsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.W. Emmen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2007.
Mr. C. Kleinrensink voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.