ECLI:NL:RBZLY:2007:BB1522

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400041-07 ontneming
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In de zaak met parketnummer 07/400041-07 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 augustus 2007 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de vordering van de officier van justitie, die eiste dat de verdachte, [naam verdachte], zou worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 8.500,-. Dit voordeel was gebaseerd op de feiten waarvoor de verdachte eerder was veroordeeld, waaronder afpersing. Tijdens de zittingen op 3 mei en 26 juli 2007 is de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.W. van Faassen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten, maar schat dit voordeel op € 5.000,-. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de benadeelde partij, [naam benadeelde partij], zich in de strafzaak heeft gesteld en dat zijn vordering tot schadevergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-. Gezien deze toewijzing heeft de rechtbank besloten dat er geen ruimte meer is voor de ontnemingsvordering van de officier van justitie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. C.A.M. Heeregrave en de rechters mrs. C. Kleinrensink en G. Eelsing, in aanwezigheid van griffier mr. J.C.W. Emmen. Het vonnis is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 9 augustus 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht
Parketnr. : 07.400041-07
Datum : 9 augustus 2007
Beslissing op de vordering ex artikel 36e Wetboek van Strafrecht
d.d. 3 april 2007 van de officier van justitie in de zaak tegen:
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum/geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in de [verblijfplaats]
[ ]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2007 en 26 juli 2007.
[naam verdachte] is verschenen, bijgestaan door mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek in de strafzaak met opgemeld parketnummer tegen [naam verdachte], te weten:
- de stukken van het opsporingsonderzoek van Regiopolitie IJsselland, District Midden, Zwolle, dossiernummer PL04MI/06-506688;
- het door [naam verbalisant] op 26 maart 2006 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ter zake ontneming met dossiernummer PL04MI/06-506688.
OVERWEEGT
De officier van justitie heeft gevorderd dat [naam verdachte] zal worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel dat hij heeft genoten door middel van of uit de baten van de feiten, zoals ten laste gelegd in de strafzaak met opgemeld parketnummer, welk voordeel door de officier van justitie na een ter terechtzitting gedane aanpassing wordt geschat op
€ 8.500,-.
De rechtbank heeft [naam verdachte] in de onderliggende strafzaak met opgemeld parketnummer bij vonnis van 9 augustus 2007 onder meer veroordeeld ter zake afpersing.
De rechtbank is op grond van de stukken van voornoemd voorbereidend onderzoek en gelet op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht van oordeel dat [naam verdachte] wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van en uit de baten van feit 4 ter zake waarvan [naam verdachte] bij opgemeld vonnis onder meer is veroordeeld.
De rechtbank schat dit voordeel op € 5.000,-. Hierbij wordt aangetekend dat niet kan worden vastgesteld dat [naam verdachte] wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van of uit de baten van feit 2 op de tenlastelegging.
De rechtbank is bij haar schatting uitgegaan van de uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen voortvloeiende -als aannemelijk aan te merken- gegevens, waarop ook bovenvermeld proces-verbaal wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 26 maart 2006 is gebaseerd.
De rechtbank is voor
In de strafzaak tegen [naam verdachte] heeft benadeelde partij [naam benadeelde partij] zich gesteld. Zijn vordering is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van EUR 5.000,--. Gelet op deze toewijzing ziet de rechtbank thans geen ruimte meer voor toewijzing van de ontnemingsvordering van de officier van justitie.
BESLISSING
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie d.d. 3 april 2007, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Aldus gegeven door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. C. Kleinrensink en G. Eelsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.W. Emmen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2007.
Mr. C. Kleinrensink voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.